H3 Chapitre 2 les 5

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Programme

- Les mots de bloc A + B

- Grammaire bloc C 

- Travail individuel

- Parler français 

- Les mots de bloc A+B

Les mots de bloc A+B

In 2 -tallen : 

Vertaal de zinnen naar het Frans.

Gebruik geen hulpmiddelen.

Gebruik de woorden op de kaartjes. Elk kaartje mag je 1x gebruiken

Het meewerkend voorwerp

Wat was dat ook alweer?

Mijn vader geeft het geld aan mijn broer

Ow (onderwerp)

PV (persoonsvorm --> 1e ww in de zin)

LV (lijdend voorwerp)

MV (meerwerkend voorwerp)

Qu'est-ce qu'on apprend?

We leren in deze bron dat we het meewerkend voorwerp kunnen vervangen door een persoonlijk voornaamwoord.

Mijn vader geeft het geld aan mijn broer

Mijn vader geeft hem het geld.

Bron C: meewerkend voorwerp

• Een meewerkend voorwerp kan je herkennen aan het voorzetsel              aan --> à , au, aux

Je donne de l'argent à Lucie.

*Ik geef geld aan Lucie*

Je donne de l'argent aux parents de Lucie.

* Ik geef geld aan de ouders van Lucie*

Een meewerkend voorwerp kun je vervangen voor een persoonlijk voornaamwoord.

mij	me /m'
jou	te / t'
hem / haar	lui
ons	nous
u / jullie	vous
hun	leur

Je donne de l'argent à Lucie

Je lui donne de l'argent.

Ik geef hem geld

Je vais donner de l'argent aux parents.

Je vais leur donner de l'argent.

Ik ga hun geld geven.

Een meewerkend voorwerp kun je vervangen  voor een persoonlijk voornaamwoord.

Ma mère donne un cadeau à moi.

1. Ma mère lui donne un cadeau
2. Ma mère me donne un cadeau
3. Ma mère me donne un cadeau à moi
4. Ma mère te donne un cadeau

Rick envoie un message au prof.

1. Rick lui envoie un message
2. Rick m'envoie un message
3. Rick leur envoie un message
4. Rick leur envoie un message au prof

Vervolg bloc C

Wat kun je zeggen over de plaats van het persoonlijk voornaamwoord?

1.Je donne de l'argent à Lucie --> Je lui donne de l'argent.

2.Je vais donner de l'argent aux parents.  --> Je vais leur donner de l'argent.

Plaats persoonvnw

Voor het eerste werkwoord in de zin

Als er een heel werkwoord in de zin staat, dan voor het hele werkwoord.

Stappenplan

1. Wat is het meewerkend voorwerp in de zin?        (à, au, aux)

2. Waarvoor vervang je het ?

3. Waar zet je het neer in de zin?

(voor het hele w.w. of voor het 1e w.w. in de zin)

J'ai donné une fleur à toi

Vervang het mwv voor een persoon vnw.

Il a donné une fleur à moi

Il va répondre au prof.

Travail individuel

10 min in stilte !

1. Faire exercices: 13 + 14

Après 20 minutes on va corriger 

Bloc D

Exercice: combinez les questions avec les réponses.

Exemple: 1 = B

Deux questions ont deux réponses

Travail individuel

1. Faire exercices: 

13 +14 + bloc D

2. Apprendre : C, D

(volgende week SO ABCD)