Directe reden en komma's

Aan het einde van de les
  1. Kun je met leestekens een directe reden aangeven;
  2. Weet je wanneer je een komma moet gebruiken.
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Aan het einde van de les
  1. Kun je met leestekens een directe reden aangeven;
  2. Weet je wanneer je een komma moet gebruiken.

Slide 1 - Diapositive

Verhaal Alert
Mo riep: 'Help, ik glij uit.'
Mo riep dat hij uitgleed.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Slide 4 - Vidéo

Wat is de directe rede?
A
Een feit uit een tekst.
B
Een mening uit een tekst.
C
Een letterlijke uitspraak van iemand (citaat)
D
Een oproep om iets te doen.

Slide 5 - Quiz

Een zin in de directe rede begint altijd met een
A
dubbele punt
B
aanhalingsteken
C
kleine letter

Slide 6 - Quiz

Wat is hier de directe rede?
A
Geen idee.
B
Laura vraagt aan de scheids waarom ze een punt krijgen.
C
Laura: 'En dan krijgt hij een punt.'
D
Dat je iets direct zegt.

Slide 7 - Quiz



Wat is hier de directe reden?
A
Ik zei:"Dat ga ik niet doen."
B
Hij zei dat het niet gebeurt.
C
De man zegt van niet.
D
Iedereen zegt dat ze het willen.

Slide 8 - Quiz

Kortom:
In de directe reden schrijf je woord voor woord wat iemand zegt.
Bijvoorbeeld: Piet zegt: 'Ik heb pijn in mijn buik.'

In de indirecte reden geef je iemands woorden niet letterlijk weer. Je gebruikt hier GEEN aanhalingstekens.

Slide 9 - Diapositive

Zet deze zinnen in de directe reden:
Meneer Jansen zei dat alle leerlingen te laat waren.
Meneer Jansen zei: 'Alle leerlingen waren te laat.'

Piet vroeg Anna mee uit eten.
Piet vraagt aan Anna: 'Wil je mee uit eten?'
Piet vroeg: 'Anna, wil je mee uit eten?'
Erik zei dat het geen buitenspel was.
De kinderen vroegen om een snoepje.

Slide 10 - Diapositive

Zet de volgende zinnen in de indirecte reden.
Mama zei: 'Ruim je kamer op! Het is een zwijnenstal'

De leraar riep: 'Iedereen blijft na!'
De leraar riep dat iedereen moest nablijven. 

De conducteur vroeg: 'Mag ik uw vervoersbewijs zien?'

Slide 11 - Diapositive

Leestekens

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Slide 14 - Lien

Slide 15 - Vidéo