§ 5-Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?

Na deze les kun je bepalen of een zin een werkwoordelijk of een naamwoordelijk gezegde bevat


Slide 2 - Diapositive

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Bekijk de volgende zinnen:

Said / spaart / voor de nieuwste iPhone.
Said / heeft / voor de nieuwste iPhone / gespaard.
Al sinds de brugklas / is / Lyana / bevriend met Kate.
Lyana en Kate / zullen / hun hele leven / vriendinnen / blijven.



Slide 3 - Diapositive

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
In zin 1 doet het onderwerp (Said) iets: hij spaart.
In zin 2 heeft het onderwerp iets gedaan: hij heeft gespaard. Zin 1 en 2 hebben allebei een werkwoordelijk gezegde (wg): spaart en heeft gespaard.

Zin 3 bevat geen werkwoord dat zegt wat het onderwerp (Lyana) doet, maar wel een werkwoord dat aangeeft wat het onderwerp ís: bevriend. 
Dat is ook zo in zin 4. Zin 3 en 4 hebben allebei een naamwoordelijk gezegde (ng): is [bevriend met Kate] en zullen [vriendinnen] blijven.

Slide 4 - Diapositive

Een werkwoordelijk gezegde (wg) zegt wat iemand (of iets) dóét:

Jurre / gaat / vanmiddag / een nieuwe koptelefoon / kopen.
wg = gaat kopen
Het werkwoord ‘kopen’ zegt wat Jurre doet.

Slide 5 - Diapositive

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Het werkwoordelijk deel (ww.deel) van het naamwoordelijk gezegde bevat altijd een koppelwerkwoord (zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen).

Het naamwoordelijk deel (nw.deel) bevat een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord. Het geeft een kenmerk of eigenschap van iemand of iets aan.

Let op: het naamwoordelijk gezegde is één zinsdeel, maar het werkwoordelijk deel en het naamwoordelijk deel kunnen los van elkaar in de zin staan.

Slide 6 - Diapositive

Met dit stappenplan bepaal je of er een werkwoordelijk gezegde is of een naamwoordelijk gezegde

Slide 7 - Diapositive

Voorbeeld:

Zoë / wordt / over enkele jaren / een succesvolle balletdanseres.

ng = wordt [een succesvolle balletdanseres]

Het naamwoordelijk deel ‘een succesvolle balletdanseres’ zegt wat Zoe wordt.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Lien

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 10 - Diapositive

H2E-2022

Slide 11 - Diapositive

H2F

Slide 12 - Diapositive

Aan de slag

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Gebruik de theorie bij het maken van de opdrachten. Volg goed het stappenplan
Maken:
Cursus 5 Grammatica zinsdelen
§ 5 blz. 214
opdr.  1+vraag 1 van opdr. 2  met potlood in je werkboek
opdr. 2( vraag 2) t/m opdr. 5 in je schrift
opdr. 7 in je schrift



Samen met je klasgenoot klaar? Maak opdr. 6 

Slide 15 - Diapositive

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden

Slide 16 - Diapositive

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Tekst

Slide 17 - Diapositive

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Tekst

Slide 18 - Diapositive

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Tekst

Slide 19 - Diapositive