donderdag 3 september 2020 lees mee 15

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo, b, k
• Leerjaar 1

donderdag

1. Afmaken van Leesmee 14 
2. oefenen Quizlet lees mee 15 voor dictee
3. Eigen methode boek + computer
4. Toets Lees Mee 

Lesson Up:

woorden hfd 15 Lees mee

 Dictee

Vaste voorzetsels =blad

oorspronkelijk = in het begin

er vanaf zien = niet meer doen

corrigeren = zeggen dat het niet goed is

het asfalt = zwart materiaal voor wegen

de kachel

isoleren = beschermen

isoleren = apart zetten

de isolatie

de isolatielaag

schijnen = licht geven

schijnen = het lijkt zo

vasthouden = niet weg laten gaan

vergeleken met

in vergelijking met

de moestuin

de aubergine

de pruim

de perzik

de framboos

de abrikoos

de aardbei

de bramen

de narcis

de tulp

de kwal 

de kwaal

de prei

de courgette

juichen = schreeuwen als je blij bent

de aanwijzing = iets aanwijzen

vermoeden, tip, teken

de afleiding = je aandacht ergens anders op richten

de bestemming =

plaats waar je naar toe gaat

de beet = waar een dier je gebeten heeft

het ongemak = iets wat niet leuk is, lastig is

De tandarts is vandaag afwezig,  want                 is ziek.                 

Nina vindt John leuk. Ze is verliefd op 

Wanneer gaan                     verhuizen?

Hoeveel boterhammen eet                   per dag? 

hij

je

ik

hem

zij

Eva heeft maar liefst dertig vlechtjes in haar(1) haar(2).

haar(1) is een

1. bezittelijk vnw.
2. persoonlijk vnw.

Zijn deze oorbellen van haar?

'haar' is een

1. bezittelijk vnw.
2. persoonlijk vnw.

Komen jullie ook naar de kampioenswedstrijd kijken?

'jullie' is een

1. bezittelijk vnw.
2. persoonlijk vnw.

Jullie paspoorten zijn niet meer geldig.

'Jullie' is een

1. bezittelijk vnw.
2. persoonlijk vnw.

Deze glutenvrije spaghetti is speciaal voor mij gemaakt.

'mij' is een

1. bezittelijk vnw.
2. persoonlijk vnw.

je aandacht op wat anders richten

bijvoorbeeld

plaats waar je naar toe gaat

de ziekte

schreeuwen als je blij bent

de afleiding

namelijk

de bestemming

de kwaal

juichen

de winkel

niet

wil

naar 

Hij

.

Heb jij een scooter?

Ga jij elk jaar met vakantie?

vaste voorzetsels

1. bedanken ..................................
2. ervaring hebben ..........................
3. reageren ........................
4. bang zijn ....................
5. geloven.....................................
6. herinneren..........................
7. belangstelling hebben...................

blad maken

1. het terein
2. het terijn
3. het terrein
4. het terrijn

de docent moet het huiswerk

1. isoleren
2. vergelijken
3. er vanaf zien
4. corrigeren

1. de mistuin
2. de moestuin
3. de mostuin
4. de meostuin

1. de braam
2. de abrikoos
3. de pruim
4. de perzik

1. het asfalt
2. het asvalt
3. het asvald
4. het asfald

Ik ga met vakantie naar Amsterdam, dat is mijn ........

https:

https: