Meervoud en verkleinwoorden

Meervoud en verkleinwoorden
Er komen verschillende opgaven waarin jullie gevraagd wordt om het goede antwoord te geven. Met daarna de uitleg.

Succes
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Meervoud en verkleinwoorden
Er komen verschillende opgaven waarin jullie gevraagd wordt om het goede antwoord te geven. Met daarna de uitleg.

Succes

Slide 1 - Diapositive

Hoe schrijf je het meervoud van vrachtauto
A
vrachtautos
B
vrachtautoen
C
vrachtauto's
D
vrachtauto'tje

Slide 2 - Quiz

Vrachtauto's
Woorden die eindigen op een -a, -i, -o,-u, -y krijgen in het meervoud 's
Dus baby - baby's

Slide 3 - Diapositive

Wat is het meervoud van muggenspray
A
muggensprays
B
muggenspray's
C
muggenspray heeft geen meervoud
D
muggenspray'tje

Slide 4 - Quiz

Wat is het meervoud van bureau
A
bureauen
B
bureaus
C
bureau's
D
bureau'en

Slide 5 - Quiz

Muggensprays en bureaus
Woorden die eindigen op -ay, -ey, -oy en -eau en geen probleem geven met de uitspraak mag de -s er aan vast.

Slide 6 - Diapositive

Wat is de meervoud van wc
A
wcs
B
wc's
C
wc-en
D
wcen

Slide 7 - Quiz

wc's
Afkortingen krijgen in het meervoud - 's

cd's  en wc's 
(compact disc  en watercloset)

Slide 8 - Diapositive

Wat is de meervoud van industrie
A
industries
B
industrieës
C
industrien
D
industrieën

Slide 9 - Quiz

Meervoud van calorie
A
calorieën
B
caloriën
C
calorieës
D
caloriës

Slide 10 - Quiz

Wat is het meervoud van porie
A
porieën
B
poriën
C
porieës
D
poriës

Slide 11 - Quiz

Wat is het meervoud van bacterie
A
bacterieën
B
bacteriën
C
bacterieës
D
bacteriës

Slide 12 - Quiz

Industrieën, calorieën, poriën, bacteriën
Als de klemtoon op het laatste stukje van het woord valt, krijgt het in het meervoud een extra -e.
industrie   dus industrieën
po rie    dus  poriën

Slide 13 - Diapositive

Verkleinwoorden

Slide 14 - Diapositive

Wat is het verkleinwoordje van film
A
filmtje
B
film'etje
C
filmpje
D
film heeft geen verkleinwoord

Slide 15 - Quiz


Wat is het verkleinwoord van slang
A
slangetje
B
slangje
C
slangpje
D
slangtje

Slide 16 - Quiz

Verkleinwoorden algemeen
De meeste verkleinwoorden eindigen op -je, -pje of - etje
en hoeven verder geen uitleg

Slide 17 - Diapositive

Wat is het verkleinwoord van accu
A
accu'tje
B
accupje
C
accuutje
D
accuu'etje

Slide 18 - Quiz

accuutje
Woorden die eindigen op - a,  -é, -o, -u wordt de klinker verdubbeld.
auto    autootje
café      cafeetje

Slide 19 - Diapositive

Wat is het verkleinwoord van taxi
A
taxi'etje
B
taxi'pje
C
taxi'tje
D
taxietje

Slide 20 - Quiz

taxietje
Verkleinwoorden op -i krijgen -ie aan het eind van het woord.

Slide 21 - Diapositive

Wat is het verkleinwoord van tv
A
tv'tje
B
tvetje
C
tvtje
D
tvpje

Slide 22 - Quiz

tv'tje
Letterwoorden/afkortingen krijgen als verkleinwoord 'tje.
Dit geldt ook voor cijfers.
bv    bv'tje
3    3'tje 

Slide 23 - Diapositive

Wat is het verkleinwoord van koning
A
koningetje
B
koninkje
C
koningje
D
koningpje

Slide 24 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van ketting
A
kettingetje
B
kettinkje
C
kettingje
D
kettingpje

Slide 25 - Quiz

koninkje  en kettinkje
Woorden die eindigen op -ng krijgen als verkleinwoord
-kje
woning    woninkje

Slide 26 - Diapositive

Uitzonderingen
Wat is het verkleinwoord van machine
A
machine'tje
B
machientje
C
machinientje
D
machienitje

Slide 27 - Quiz