3.1: Gewoontes en gebruiken (3.1.3: de Oudheid)

3.1: Gewoontes en gebruiken
3.1.3: De Oudheid
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

3.1: Gewoontes en gebruiken
3.1.3: De Oudheid

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive


Bij M&M gebruiken we 10 tijdvakken om de geschiedenis in te delen. Elk tijdvak heeft een eigen logo. Hoe heet het tijdvak dat past bij het logo hiernaast? 


A
Jagers en Boeren
B
Egyptenaren en Grieken
C
Grieken en Romeinen
D
Romeinen en Cultuur

Slide 3 - Quiz

De Oudheid
Het tijdvak van de Grieken en Romeinen noemen we ook wel de oudheid

Veel van hoe onze cultuur vandaag de dag is, hebben we overgenomen van de Grieken en Romeinen. Bijvoorbeeld het stadhuis van Groningen. Dit is gebouwd in een stijl die de Grieken vroeger gebruikten! 




Slide 4 - Diapositive

Sleep alle voorwerpen die met de grieken en romeinen te maken hebben naar het tijdvak-pictogram.      

Slide 5 - Question de remorquage

Je ziet de 7 klassieke wereldwonderen. Sleep de 3 punaises naar de 2 afbeeldingen die in het Oude Griekenland waren:

Slide 6 - Question de remorquage

Slide 7 - Diapositive



Bij het vak geschiedenis heb je twee soorten bronnen, namelijk directe bronnen (= primaire bronnen) en indirecte bronnen (= secundaire bronnen)
Een directe bron  (= primaire bron) is een overblijfsel uit de tijd waarin de bron zelf gemaakt of gebruikt is.
Wie de bron heeft achtergelaten is dan van dezelfde tijd als de directe bron (= primaire bron) zelf.

Als de maker van de bron niet in dezelfde tijd als de bron leefde of niet aanwezig was bij de gebeurtenis waarover de bron gaat, dan is de bron een indirecte bron (= secundaire bron).
Kortom, de overblijfselen van het Parthenon op de Akropolis in Athene is een ....

A
geschreven primaire bron
B
ongeschreven primaire bron
C
geschreven secundaire bron
D
ongeschreven secundaire bron

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Diapositive

De bewondering voor de Griekse (en later ook de Romeinse) kunst is altijd blijven bestaan en ging soms erg ver. De gevel van het Paleis op de Dam in Amsterdam is bijna een kopie van het Parthenon in Athene.

Slide 10 - Diapositive

De tekening in dit figuur is een Griekse tempel. Sleep de namen van de onderdelen op de juiste plaats.
Timpaan = de driehoek in de gevel.
Zuilen = de hoge pilaren.
Kapiteel = de deksteen op een zuil.
Fries = in deze balk staan vaak teksten en afbeeldingen
Architraaf = deze balk zit onder de fries.
Voetstuk = op deze steen staat een zuil.
Trap = hierlangs ging je de tempel in.

Slide 11 - Question de remorquage

Het oude Griekenland
  • Griekenland was geen geheel, maar bestond uit zelfstandige stadstaten.

  • Er waren ontzettend veel van deze stadstaten, met verschillende bestuursvormen

  • De Grieken hadden wel dezelfde cultuur. 

Slide 12 - Diapositive

Sleep de zes plaatsen naar de juiste locatie op de kaart
Athene
Athene
1
berg van Olympos
2
Knossos (Kreta)
3
Sparta
4
Troje
5
Olympia
6

Slide 13 - Question de remorquage

Romeinen
De Romeinen waren het machtigst in de Oudheid. Met een sterk leger heersten zij ruim 400 jaar over bijna heel Europa! Ook Griekenland werd veroverd. 

De Romeinen namen de cultuur van de Grieken over. De Romeinen waren degenen die vloerverwarming, toiletten en badhuizen bedacht hadden. De cultuur werd door heel Europa verspreid. 



Slide 14 - Diapositive

Slaven stoken vuren voor de vloerverwarming en warme ruimten.
Een gezonde geest in een gezond lichaam: de Romeinen vonden sport en hygiëne erg belangrijk.
Er waren gescheiden ruimten voor mannen en vrouwen.
Ook hier weer latrines, de gezamenlijke toiletten.
Baden en ruimten waren er in allerlei temperaturen: van het koude frigidarium tot het snikhete laconium: een soort sauna
Hier bevond zich een gewoon zwembad, zoals je dat tegenwoordig ook kent.

Slide 15 - Diapositive

Sleep steeds 2 onderdelen van de onderste rij naar een afbeelding in de bovenste rij.

Slide 16 - Question de remorquage

Hoe kon het Romeinse Rijk zo groot worden?
A
Ze kochten land van buren op
B
Ze veroverden landen met hun leger
C
De leiders trouwde met leiders van andere landen.
D
Eigenlijk was het rijk allemaal kleine landjes

Slide 17 - Quiz


Gebruik de afbeelding. Twee uitspraken:
1. Al het rood / witte gebied is van het Romeinse Rijk.
2. Het Romeinse Rijk heeft ruim 400 / 500 jaar bestaan. 
Welke woorden zijn juist? 
A
1: Rood 2: 400
B
1: Rood 2: 500
C
1: Wit 2: 400
D
1: Wit 2: 500

Slide 18 - Quiz

Werktijd
Basis
Kader
Klaar? 

Maak 3.1: Gewoontes en gebruiken

Opdr. 9a - 14
Maak 3.1: Gewoontes en gebruiken

Opdr. 11 - 14
Even wat voor jezelf 

Slide 19 - Diapositive