Th7 Ecologie en milieu Havo4 Formuleervragen oefenen

Th7 Ecologie Havo 4 Formuleervragen oefenen
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Th7 Ecologie Havo 4 Formuleervragen oefenen

Slide 1 - Diapositive

Oefenen formuleervragen
De volgende opdrachten komen uit recente eindexamens Havo. Het zijn vooral opdrachten waarbij gevraagd wordt naar een uitleg voor minstens 2 punten.

Bij een uitleg of verklaring wordt gevraagd naar opeenvolgende oorzaak-gevolgstappen. Elk punt dat je kunt krijgen voor de vraag is dan een stap (let op, soms krijg je 1 punt pas voor 2 kleine stappen). Bij beredeneren moet je biologische kennis gebruiken en vaak combineren met kennis uit de bron (tekst of gegevens) om een stelling te onderbouwen of ondersteunen. 

Kijk je antwoorden kritisch na m.b.v. het antwoordmodel. Let op dat je alle denkstappen moet noteren voor een punt en dat je biologische begrippen in het antwoord moet gebruiken of uitleggen. 

Slide 2 - Diapositive

Vraag 1 Zombieplanten

‘Plants versus zombies’ is een videospelletje waarin planten vechten tegen zombies. In werkelijkheid worden sommige planten zelf zombies, door infectie met bepaalde bacteriën.
Deze bacteriën - fytoplasma’s genaamd -  leven en vermenigvuldigen zich in transportweefsel van deze planten. Ze verhinderen de ontwikkeling van bloemen en stimuleren de vorming van extra bladeren. De geïnfecteerde plant kan zich hierdoor niet meer voortplanten en dient als groeiende voedselbron voor de bacteriën, vandaar de term zombieplanten. 
Fytoplasma’s zijn voor hun verspreiding afhankelijk van bepaalde insecten zoals dwergcicaden. Dwergcicaden voeden zich met plantensap. Met hun zuigsnuit prikken ze in een blad waarna ze, minutenlang, energierijk plantensap opzuigen. Wanneer ze een met fytoplasma geïnfecteerde plant aanprikken, zuigen ze ook de bacterie op. Als de dwergcicade hierna een andere plant bezoekt, kan de bacterie via het speeksel van de dwergcicade deze plant ook besmetten.


Slide 3 - Diapositive

De relatie tussen fytoplasma en dwergcicade is een vorm van symbiose.
Beredeneer dat de relatie mutualisme genoemd kan worden. (3p)

Slide 4 - Question ouverte

Antwoordmodel (3p)
Uit het antwoord moet blijken dat:

• (bij mutualisme) beide organismen voordeel hebben (van de relatie) (1p)
• fytoplasma wordt verspreid (door de dwergcicade) (1p)
• de dwergcicade meer blad tot zijn beschikking heeft (als gevolg van de fytoplasma-infectie bij planten) (1p)

Slide 5 - Diapositive

Hoeveel punten denk je dat je hebt gehaald?
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 6 - Quiz

Vraag 2+3 Biologische wijn
Biologische wijnboer Bernhard maakt bij de druiventeelt en de productie van zijn wijnen zoveel mogelijk gebruik van natuurlijke processen.

In een biologische wijngaard wordt geen gebruikgemaakt van kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen. Bestrijdingsmiddelen kunnen weliswaar aantasting van de druiven door micro-organismen verminderen, maar veroorzaken ook vervuiling van het grondwater en doden veel bodemorganismen. Bodemleven is juist belangrijk voor de productiviteit van de druivenplanten.
Door de activiteit van wormen, die voornamelijk leven van afgestorven plantenmateriaal, wordt de bodem goed belucht. Deze beluchting is belangrijk voor actief transport in plantenwortels.
Leg uit dat beluchting van de bodem belangrijk is voor actief transport door de cellen van de plantenwortels. (3p)


Slide 7 - Diapositive

Door de activiteit van wormen, die voornamelijk leven van afgestorven plantenmateriaal, wordt de bodem goed belucht. Deze beluchting is belangrijk voor actief transport in plantenwortels.
Leg uit dat beluchting van de bodem belangrijk is voor actief transport door de cellen van de plantenwortels. (3p)

Slide 8 - Question ouverte

Antwoordmodel (3p)
Uit het antwoord moet blijken dat:

• (door beluchting meer) zuurstof beschikbaar is (1p)
• (waardoor meer) (aerobe) dissimilatie / verbranding kan plaatsvinden (1p)
• (waardoor meer) ATP/energie beschikbaar is (voor actief transport) (1p)

Slide 9 - Diapositive

Hoeveel punten denk je dat je hebt gehaald?
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 10 - Quiz

Bernhard maakt gebruik van dierlijke mest en compost in plaats van kunstmest. Daarbij is het belangrijk dat schimmels en bacteriën in de bodem in leven blijven.
Leg uit dat schimmels en bacteriën in de bodem van de wijngaard belangrijk zijn voor een hoge opbrengst. (2p)

Slide 11 - Question ouverte

Antwoordmodel (2p)
Uit het antwoord moet blijken dat:

• reducenten organische stoffen uit dierlijke mest en compost omzetten (in anorganische stoffen) (2p)
• planten (alleen) anorganische stoffen / mineralen kunnen opnemen (waardoor de groei en opbrengst hoog kunnen zijn) (2p)

Slide 12 - Diapositive

Hoeveel punten denk je dat je hebt gehaald?
A
0
B
1
C
2
D
ik weet het echt niet

Slide 13 - Quiz

Vraag 4 Zwemmersjeuk (1)


Zwemmersjeuk wordt veroorzaakt door verschillende parasitaire platwormen van het geslacht Trichobilharzia die tijdens hun levenscyclus twee verschillende gastheren infecteren. Een van deze soorten, Trichobilharzia ocellata, ontwikkelt zich in de longen van watervogels tot een volwassen platworm (zie afbeelding, klik erop om te vergroten ). 

  • Via de bloedsomloop gaat de platworm naar het weefsel van de dunne darm om eitjes te leggen (1).
  • Deze eitjes ontwikkelen zich in het darmweefsel tot larven.
  •  Via de ontlasting komen de larven in het water terecht (2) en dringen een waterslak binnen (3).
  • In de waterslak ontwikkelen ze zich tot een cercarie (het tweede larvestadium).
  • De cercariën verlaten de slak (4) en gaan in het water op zoek naar een watervogel (1). 
  • Ze dringen door de huid van de poten naar binnen, komen in de bloedsomloop en bereiken zo het longweefsel.
  • Cercariën proberen ook de huid van zwemmende mensen binnen te dringen (5).
  • Deze is voor hen echter ondoordringbaar. De cercarie sterft, maar veroorzaakt wel een jeukend bultje. 

Slide 14 - Diapositive

Zwemmersjeuk
Na bestudering van het voedselweb (afbeelding 2) stelt Jack voor om extra blankvoorns uit te zetten, om hiermee de slakken te bestrijden. De ecoloog van het onderzoeksbureau betwijfelt of dit voldoende is omdat de blankvoorn ook andere organismen eet.
Geef, aan de hand van het voedselweb , nog een andere uitleg dat het uitzetten van extra blankvoorns niet zal leiden tot een grote afname van de slakkenpopulatie(2p)

Slide 15 - Diapositive

Geef, aan de hand van het voedselweb , nog een andere uitleg dat het uitzetten van extra blankvoorns waarschijnlijk niet zal leiden tot een grote afname van de slakkenpopulatie (2p)

Slide 16 - Question ouverte

Antwoordmodel (2p)
Uit het antwoord moet blijken dat:
• (er meer) blankvoorns gegeten worden door de baars (1p)
• waardoor het aantal blankvoorns weer afneemt (en het aantal waterslakken toeneemt) (1p)
of
• de blankvoorn muggenlarven/watervlooien eet die algen eten / eet kikkervisjes/kokerjufferlarven die waterplanten eten (1p)
• waardoor de hoeveelheid algen/waterplanten toeneemt (en het aantal waterslakken toeneemt) (1p)
Opmerking
Aan het antwoord “De blankvoorn eet andere organismen” geen scorepunt toekennen.  

Slide 17 - Diapositive

Hoeveel punten denk je dat je hebt gehaald?
A
0
B
1
C
2
D
ik weet het echt niet

Slide 18 - Quiz

Vraag 5 Methaan uit koeienwinden
Koeien produceren in hun spijsverteringskanaal, dankzij de aanwezigheid van micro-organismen, grote hoeveelheden brandbaar methaangas (CH4). Het methaangas komt vrij via winden en oprispend gas. Per dag produceert een koe honderden liters methaangas, een zeer sterk broeikasgas.
Methaan is een prima brandstof. Bij de verbranding van methaan ontstaat koolstofdioxide en water. Methaan is het hoofdbestanddeel van aardgas dat we voor verwarming van het huis en voor koken gebruiken. Als we in staat zouden zijn om het methaangas uit de koeienmagen te gebruiken als brandstof in plaats van aardgas, zou dat een bijdrage kunnen leveren aan de afremming van het versterkte broeikaseffect. 
Beredeneer hoe het verbranden van methaan uit koeienmagen in plaats van methaan uit aardgas het versterkte broeikaseffect afremt. (2p)

Slide 19 - Diapositive

Beredeneer hoe het verbranden van methaan uit koeienmagen in plaats van methaan uit aardgas het versterkte broeikaseffect afremt. (2p)

Slide 20 - Question ouverte

Antwoordmodel (2p)
Uit het antwoord moet blijken dat:

• als methaan uit koeienmagen als brandstof gebruikt wordt, er CO2 in de atmosfeer terechtkomt die recent aan de atmosfeer onttrokken is (1p)
 • als methaan uit aardgas als brandstof gebruikt wordt, er CO2 in de atmosfeer komt die miljoenen jaren geleden aan de atmosfeer onttrokken is (1p)
of 
• methaan (uit koeienmagen) door verbranding niet in de atmosfeer terechtkomt (1p) 
• methaan een sterker broeikasgas is dan CO2 (1p)

Slide 21 - Diapositive

Hoeveel punten denk je dat je hebt gehaald?
A
0
B
1
C
2
D
ik weet het echt niet

Slide 22 - Quiz