4.2 Cultuur en identiteit

Thema 4:
Pluriforme samenleving
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

Thema 4:
Pluriforme samenleving

Slide 1 - Diapositive

Hoe word je wie je bent?
4.2 - Cultuur en identiteit

Slide 2 - Diapositive

leerdoelen
  • Je kan uitleggen wat er wordt bedoeld met socialisatie.
  • Je kunt drie dingen noemen die invloed hebben gehad op jouw eigen socialisatie. 
  • Je kan het verschil uitleggen tussen nature-aanhangers en nurture-aanhangers.

Slide 3 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kan de 3 manieren waarop socialisatie plaatsvindt noemen.
  • Je kan uitleggen wat sociale controle is en voorbeelden geven van negatieve/positieve sancties.
  • Je kan uitleggen wat internalisatie betekent. 

Slide 4 - Diapositive

Wat gaan we doen?
  • Intro: De kippenjongen
  • Uitleg: Socialisatie
  • Vragen 4.2

Slide 5 - Diapositive

Socialisatie
= het bewust of onbewust aanleren van normen, waarden en gewoonten die bij jouw groep of samenleving horen.

Drie manieren van socialisatie: 
  1. Imitatie 
  2. Informatie 
  3. Sociale controle 

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Aangeboren of aangeleerd?

nature = aangeboren
nurture = aangeleerd

bijv. ritmegevoel aangeboren of door veel drumlessen aangeleerd?

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Aangeboren of aangeleerd?

nature = aangeboren
nurture = aangeleerd

bijv. ritmegevoel aangeboren of door veel drumlessen aangeleerd?

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Zonder na te denken...
Internalisatie = gedrag is vanzelfsprekend geworden

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Goed of fout gedrag?
Gedrag wordt voortdurdend door onze omgeving gezien en gecontroleerd

  • Dat heet: sociale controle

  • Jouw omgeving laat zien of het jouw gedrag accepteert of niet, met sancties

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Individualisme en collectivisme
In individualistische culturen krijgen mensen in grote mate de vrijheid om een persoonlijke identiteit te ontwikkelen. De nadruk ligt op individuele ontplooiing. Denk bijvoorbeeld aan de Nederlandse en Amerikaanse cultuur.

In collectivistische culturen ligt de nadruk op de sociale identiteit. Het collectief staat boven het individu. Gastvrijheid en de zorg voor naasten zijn in deze culturen belangrijk. Denk bijvoorbeeld aan Arabische, Afrikaanse en Aziatische culturen.

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Masculiniteit en feminiteit
In masculiene culturen zijn de werelden van vrouwen en mannen sterk gescheiden. Mannen hebben een leidende rol en zijn gericht op carrière. Vrouwen horen bescheiden en verzorgend te zijn. 

 In feminiene culturen lopen rollen van mannen en vrouwen meer in elkaar over. Voorbeelden zijn Nederland en de Scandinavische landen.

Slide 24 - Diapositive

Waarin verschillen culturen?
  1. Machtsafstand - Omgaan met gezag in een cultuur kan sterk verschillen.
  2. Individualisme <> Collectivisme - in sommige samenlevingen zijn de banden tussen mensen vrij los t.o.v. samenlevingen waarin men in een hele hechte en sterke groep zit.
  3. Masculiniteit <> Feminiteit - gaat om rolverdeling tussen man en vrouw
  4. Onzekerheidsvermijding 
    Gaat om de mate van angst voor de toekomst binnen een samenleving. Hoge angst: zekerheid in werk zoeken + vaak religieus. Lage angst: minder nadruk op regels + toleranter.
  5. Oriëntatie op de lange <> korte termijn 
    Een samenleving die meer gericht is op de toekomst zal de nadruk leggen op sparen en plannen <> korte termijn: "pluk de dag" mentaliteit.

Slide 25 - Diapositive

cultuur
relativisme


verschillende culturen zijn onvergelijkbaar maar wel gelijkwaardig. Waarom bepaalde waarden en normen gelden binnen een groep kun je alleen begrijpen vanuit die cultuur.

Slide 26 - Diapositive

Cultuuruniversalisme



Iedereen is gelijk.
Klassieke grondrechten zoals vrijheid van meningsuiting, recht op gelijke behandeling etc. gelden altijd, overal  en voor iedereen.

Slide 27 - Diapositive

De betekenis van vooroordelen
Culturen kunnen van elkaar verschillen, maar 1 ding hebben ze gemeen: ze kennen allemaal vooroordelen. 

Etnocentrisme = dat je je eigen groep als middelpunt van alles ziet en alle andere daaraan gaat afmeten.

Een vooroordeel is onontkoombaar. Maar we moeten uitkijken dat het niet uitloopt op regelrechte vijandigheid richting andere culturen: Xenofobie


Slide 28 - Diapositive

Open je lesboek op blz 156-160
1. Wat is het verschil tussen nature-aanhangers en nurture-aanhangers?
2. Op welke manier heeft de overheid invloed op jouw socialisatie?
3. Op welke 3 manieren vindt socialisatie plaats? Geef van elke manier een voorbeeld. 
4. Wat wordt er bedoeld met internalisatie?
5. Wat is het verschil tussen je persoonlijke en je sociale identiteit? 
6. Wat is het verschil tussen een cultuur met een grote - of cultuur kleine machtsafstand?
8. Wat is het verschil tussen een individualistische cultuur en een collectivistische cultuur?
9. Wat is het verschil tussen een masculiene en een feminiene cultuur?
10. Wat is het verschil tussen en cultuur met een lage vs. hoge onzekerheidsvermijding?
11. Wat is het verschil tussen een cultuur met een gerichtheid op lange vs. korte termijn?
12. Wat is het verschil tussen cultuurrelativisme vs. cultuuruniversalisme?
timer
15:00

Slide 29 - Diapositive

Sleep de term naar de juiste beschrijving.
Het beeld dat iemand van zichzelf heeft
Het deel dat past bij de groepen waar iemand deel van uitmaakt.
Het beeld dat de samenleving heeft van een groep en het beeld dat ze blijvend kenmerkend voor die groep vindt.
Persoonlijke identiteit
Sociale identiteit
Collectieve identiteit

Slide 30 - Question de remorquage

Cultuur bestaat uit:
A
normen, waarden gewoonten
B
normen, waarden, gewoonten en kenmerken
C
waarden, normen en tradities
D
normen, waarden, gewoonten en gedragsregels

Slide 31 - Quiz

Wat bedoelen we met de dominante cultuur?
A
de cultuur van de volwassenen
B
de cultuur van een kleine groep mensen
C
de cultuur die de meerderheid deelt
D
de cultuur van jongeren

Slide 32 - Quiz

Met subcultuur bedoelen we dat die cultuur:
A
afwijkt van de dominante cultuur
B
hoort bij de grootste groep van de samenleving
C
nog maar kort bestaat
D
verboden is

Slide 33 - Quiz

Wat is GEEN cultuur?
A
Wat je eet
B
Je geloof
C
De kleur van je ogen
D
Je kleding

Slide 34 - Quiz

Nature is ....
A
Aangeleerd
B
Aangeboren

Slide 35 - Quiz

Wat hoort bij nurture?
A
Opvoeding
B
Voetbaltalent
C
Ritmegevoel
D
Agressiviteit

Slide 36 - Quiz

Onder nurture valt
A
Je geslacht (mannelijk of vrouwelijk)
B
Je seksuele voorkeur
C
Je religie
D
Je opleiding tot muzikant

Slide 37 - Quiz

Wat is je sociale identiteit?
A
Het beeld dat je van jezelf hebt
B
Je normen en waarden.
C
De identificatie met verschillende groepen
D
Je omgeving.

Slide 38 - Quiz

Wat is socialisatie?
A
Sociaal zijn
B
Je netjes gedragen
C
aanleren van gewoonten die passen bij je cultuur
D
alle normen en waarden van een maatschappij

Slide 39 - Quiz

Dat de familie zich bemoeit met de partnerkeuze heeft te maken met de volgende cultuurdimensie..
A
masculien vs. feminien
B
collectivisme vs. individualisme
C
Individuele samenleving
D
Interesse en groepsbelang

Slide 40 - Quiz

In masculiene culturen wordt van vrouwen verwacht dat zij meer tijd besteden aan het huishouden en kinderen dan mannen.
A
juist
B
onjuist

Slide 41 - Quiz