G4BE1_12-13 G4BE1&2

Bedrijfseconomie G4
G4-BE
Les 12/13

1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Bedrijfseconomie G4
G4-BE
Les 12/13

Slide 1 - Diapositive

Voorspelbaar gedrag?
Hoe gaan we dat doen, ik hier, jullie daar?! 

Iedereen heeft eigen device, dat werkt en opgeladen is. 
Ik verwacht dat je camera werkt en dat je ook oordopes/headsetje hebt. 

Ik zal veelal LessonUp gebruiken, in combinatie met een tweetal Google Meet's (1 klassikaal met iedereen, 1 voor aparte uitleg/overleg). Standaard regel bij deelname: camera uit, geluid aan (oordopjes/headset), microfoon uit. 

Maak van je hart geen moordkuil, niet blij? Voel je vrij dit met me te bespreken: w.vanderkamp@cgu.nl 

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
Na vandaag, 
weet je :




Wat je nog wil inhalen/repareren/fixen voor de toets van 
10-december 2021


Spoorboekje

  • Introductie
  • Voorspelbaargedrag
  • Wie is er ?
  • Quizvragen
  • Financiële zelfredzaamheid
  • Huiswerk

  • Leerdoelen check



Slide 3 - Diapositive

Wat kun jij zelf nog doen om je goed voor te bereiden voor de toets van 10 december?

Slide 4 - Carte mentale

Bereken de eindwaarde na 15 jaar sparen:
€1000 op de rekening tegen 2% samengestelde rente per halfjaar.
A
€1.061,21
B
€1.060
C
€1811,36
D
€1800,-

Slide 5 - Quiz

Je hoeft geen groot onderhoud en reparatiekosten te betalen
Voordeel kopen of huren?
A
Kopen
B
Huren

Slide 6 - Quiz

Bij een hypothecaire lening mag de bank jouw huis verkopen als je de rente en aflossing niet meer kan betalen. Zal de rente op een hypotheek ZONDER onderpand hoger of lager zijn?
A
Hoger
B
Lager

Slide 7 - Quiz

Bij welke hypotheekvorm is het aflossingsbedrag elk jaar hetzelfde?
A
Annuiteiten hypotheek
B
Lineaire hypotheek

Slide 8 - Quiz

Je hebt een lineaire hypotheek afgesloten van
€ 600.000 met een looptijd van 30 jaar tegen een rente van 2%. Bereken de hoogte van je schuld aan het begin van het 3e jaar.
A
€ 546.000
B
€ 540.000
C
€ 560.000
D
€ 580.000

Slide 9 - Quiz

Bij welke hypotheek wordt het aflossingsbestanddeel van de bruto maandlast steeds groter?
A
Lineaire hypotheek
B
Annuïtaire hypotheek
C
Beide

Slide 10 - Quiz

Stel ik heb een lineaire hypotheek van EUR 200.000. Deze moet ik in 20 jaar afbetalen. Hoeveel bedraagt de aflossing per jaar?
A
kun je niet uitrekenen op basis van deze gegevens
B
200.000/20 = 10.000 per jaar
C
200.000 / 20 = 10.000 per jaar en de rente erbij

Slide 11 - Quiz

Als je een hypotheek afsluit bij een bank, dan ben jij de ...?
A
Geldgever en hypotheekgever
B
Geldnemer en hypotheekgever
C
Geldnemer en hypotheeknemer
D
Geldgever en hypotheeknemer

Slide 12 - Quiz

Juist of onjuist?

Samengestelde rente levert meer op dan enkelvoudige rente.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

Bereken de eindwaarde na 3 jaar sparen
bij een eenmalige storting van €1.000 op
de rekening tegen 2% rente
timer
1:30
A
€1061,20
B
€1061,21
C
€1061,22
D
€1061,23

Slide 14 - Quiz

Over 2 jaar heeft Mien € 16.000 op haar rekening staan, de samengestelde rente is
5 %. Wat is nu de contante waarde?
A
€ 16.000 x 1,05^2
B
€ 16.000 x 1.05^-2
C
€ 16.000 : 1.05^2
D
€ 16.000 : 1.05

Slide 15 - Quiz

Welke tips zou jij Nederlanders geven om meer financieel zelfredzaam te worden?

Slide 16 - Carte mentale

Fadel stort op 1 april 2019 € 400,- op een spaarrekening tegen 3% interest per kwartaal. De interest wordt op zijn spaarrekening gestort en blijft op zijn spaarrekening staan.

Welke vorm van interest / berekeningsmethode wordt hier toegepast?
A
Enkelvoudige interest
B
Samengestelde interest (eindwaarde)
C
Samengestelde interest (contante waarde)
D
Geen van allen

Slide 17 - Quiz

Een schriftelijk bewijs van de verzekeraar waarin staat dat je verzekert bent, heet een ....
A
Premie
B
Casco
C
Eigen risico
D
Polis

Slide 18 - Quiz

Bereken de eindwaarde van de rente na 30 jaar sparen:
€1000 op de rekening tegen 2% samengestelde rente per jaar.
A
€1.061,21
B
€1.060
C
1811,36
D
1800

Slide 19 - Quiz

Een levensverzekering is een voorbeeld van een...
A
Schadeverzekering
B
Sommenverzekering

Slide 20 - Quiz

Bereken de opgebouwde rente na 2 jaar
sparen €1.000 op een rekening tegen 1,5% enkelvoudige rente
A
1,5 * 1000 = €1500,00
B
0,015 * 1.000 = €15
C
1,5% * 1.000 + 1,5 % * 1.000 = €30,00
D
((1,015)^2 * 1.000) - 1.000 = €30,26

Slide 21 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van consumptief krediet
A
Doorlopend krediet
B
Persoonlijke lening
C
Huurkoop
D
Lineaire hypothecaire lening

Slide 22 - Quiz

Je loopt geen risico als de waarde van de woning daalt.
Voordeel kopen of huren?
A
Kopen
B
Huren

Slide 23 - Quiz

Je kunt in aanmerking komen voor huurtoeslag
Voordeel kopen of huren?
A
Kopen
B
Huren

Slide 24 - Quiz

Opgaven maken
(ruimte voor vragen)
Heb je vragen, geef het aan in de chat een op een in ZOOM. Kranten knipsels pensioenfondsen:

Nu is het de bedoeling dat je zelf gaat werken en wat gaat inhalen als nodig. Helemaal klaar? ga je maar voorbereiden op de toets van 10 december. 
Fin. zelfredzaamheid H1 t/m H6


timer
30:00

Slide 25 - Diapositive

Enkelvoudige rente

  • je krijgt rente (meestal) aan het einde van het jaar uitbetaald
  • je spaarbedrag waarover je rente ontvangt blijft dus gelijk




Enkelvoudige rente = rentepercentage x spaarbedrag x jaren

Slide 26 - Diapositive

Voorbeeld enkelvoudige rente

Voorbeeld:

Rob heeft € 200 op zijn spaarrekening staan. De bank vergoedt 3% rente.


Rente na 1 jaar               →  € 200 : 100 x 3 = € 6

Rente na 2 jaar              →  (€ 200 : 100 x 3) x 2 = € 12

Rente na 1 maand        →  (€ 200 : 100 x 3) : 12 = € 0,50 

Rente na 5 maanden  →  (€ 200 : 100 x 3) : 12 x 5 = € 2,50

Slide 27 - Diapositive

Bereken de enkelvoudige rente die je in totaal hebt ontvangen na 2 jaar sparen:
€1.000 op de rekening tegen 2% rente.
A
€ 40,00
B
€ 120,00
C
€ 60,00
D
€ 100,00

Slide 28 - Quiz

Samengestelde rente

  • de rente wordt bijgeschreven op je rekening
  • het jaar erna krijg je rente over je spaarbedrag en over de ontvangen rente ('rente op rente')
Samengestelde rente = 
rentepercentage x (spaarbedrag + bijgeschreven rente)

Slide 29 - Diapositive

Rekenvoorbeeld samengestelde rente
Je hebt € 1.000 op je spaarrekening staan. Je krijgt 1% rente van de bank. Hoeveel euro rente heb je gekregen na 3 jaar als er sprake is van samengestelde rente?

1e jaar: 0,01 x € 1.000  = € 10
2e jaar: 0,01 x € 1.010  = € 10,10
3e jaar: 0,01 x € 1.020,10 = € 10,20

Eind van het 3e jaar heb je € 10 + € 10,10 + € 10,20 = € 30,30 rente ontvangen. 

Slide 30 - Diapositive

Bereken de eindwaarde bij samengestelde rente
Je hebt € 1.000 op je spaarrekening staan. Je krijgt 1% rente van de bank. Hoeveel euro rente heb je gekregen na 3 jaar als er sprake is van samengestelde rente?

€ 1.000 x 1,01 x 1,01 x 1,01 = € 1.030,30 

Hoe kan dit sneller? 

Slide 31 - Diapositive

Bereken de eindwaarde bij samengestelde rente

Formule eindwaarde van een bedrag 

Voorbeeld
Eindwaarde € 1.000 na 5 jaar op basis van 2% samengestelde rente.





En=K(1+i)n
=1.0001,025=1.104,08

Slide 32 - Diapositive

Hoe bereken je de beginwaarde bij samengestelde rente

Voorbeeld 
Je weet nu dat de eindwaarde  van € 1.000 na 5 jaar op basis van 2% samengestelde rente € 1.104,08 bedraagt. 

Hoe kun je dit met een berekening ook aantonen?





Slide 33 - Diapositive

Hoe bereken je de beginwaarde bij samengestelde rente?
Beginwaarde = contante waarde 

Formule contante waarde: 

Voorbeeld
Je weet dat de eindwaarde na 5 jaar op basis van 2% samengestelde rente € 1.104,08 bedraagt. Wat is de contante waarde van dit bedrag? 





Cn=E(1+i)n
=1.104,081,025=1.000

Slide 34 - Diapositive

Bereken de eindwaarde van de rente na 3 jaar sparen:
€1000 op de rekening tegen 2% samengestelde rente per jaar.
A
€1.061,21
B
€1.060

Slide 35 - Quiz

Vrijwillig en verplicht sparen
Pensioensopbouw:

  • AOW
  • Aanvullend bedrijfspensioen
  • Eigen pensioenopbouw                  +
       Inkomen nadat je met pensioen bent gegaan

Slide 36 - Diapositive

Wat betekent AOW en wanneer heb je er recht op?

Slide 37 - Question ouverte

AOW
Algemene ouderdomswet
Wet van 31 mei 1956

  • De AOW is een maandelijks basisinkomen voor iedereen die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt. 
  • Dit inkomen loopt door tot je overlijden.

Slide 38 - Diapositive

Hoe wordt de AOW gefinancierd?
  • AOW is geen spaarvorm maar een sociale verzekering

  • Alle werkenden betalen premies (want verzekering)
  • Hiermee worden alle AOW-gerechtigden mee betaald

  • Dit noemen we het omslagstelsel

Slide 39 - Diapositive

Bedrijfspensioen
Werknemer en werkgever leggen allebei maandelijks een bedrag in als pensioenpremie zodat de werknemer t.z.t. een pensioen uit het fonds ontvangt.

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Diapositive

Kapitaaldekkingsstelsel
  • Maandelijks wordt er een deel van je inkomen ingehouden
  • Dit deel wordt belegd 
  • en wordt uitgekeerd zodra je met pensioen gaat

Slide 42 - Diapositive

Voordelen bedrijfspensioen
  • De werkgever legt een deel in en betaalt dus mee
  • Je betaalt geen inkomstenbelasting over pensioenpremie (wel als het wordt uitgekeerd)
  • Je spaart automatisch en hoeft hier dus niet aan te denken

Slide 43 - Diapositive

Nadelen bedrijfspensioen
  • De inleg (pensioenpremie) is een groot deel van je inkomen en kun je niet zelf bepalen
  • Je kunt niet zelf kiezen voor een pensioenfonds (hangt af van je werkgever)
  • Je weet niet wat het rendement wordt

Slide 44 - Diapositive

Excel past bij H3/H4/H5


Download hier het Excel bestand (ook te openen in Apple's numbers of Google Spreadsheets). Linkje
n.b.: Wist je dat je ook Office 365 lokaal op je computer kunt installeren met schoollicentie? Hulp nodig? Vraag het me even! Niemand heeft dus een excuus om geen spreadsheet software te hebben

Slide 45 - Diapositive

Lessonup
Log in op it's Learning en kijk in de agenda van vandaag, kopieer de LessonUp https://LessonUp.app/invite/group/oirxh
Voortaan kun je sheets terugvinden daar.



Slide 46 - Diapositive

Opgaven in LearnBeat
Financiële zelfredzaamheid
timer
25:00

Slide 47 - Diapositive

Ik vond deze les

Slide 48 - Question de remorquage