Wanneer je twee zinnen samenvoegt tot een nieuwe (langere) zin. Die komma staat dan:
- tussen twee persoonsvormen:
∘ Als het hard regent, moet je een regenpak aan.
- voor voegwoorden als maar, nadat, omdat, terwijl, want:
∘ Lotte miste de trein, doordat ze te laat opstond.
Zet (in het algemeen) geen komma voor en en of.
- voor en na een deel van een zin dat niet zelfstandig kan staan:
∘ De peren, die beschimmeld zijn, moet je weggooien.
- tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en):
- Nederlanders gaan graag op vakantie naar Frankrijk, Italië, Spanje en Duitsland.