Een kolonie mieren bestaat meestal uit duizenden mieren. Er is een koningin, die samen met de mannetjes zorgt voor de voortplanting. De mannetjes bevruchten de koningin. Uit deze eitjes komen de vrouwtjes. De koningin kan ook onbevruchte eitjes leggen; hieruit komen mannetjes. De vrouwtjes kunnen allerlei taken krijgen. Er zijn soldaten, verkenners, jagers, larvenverzorgers en soms voedselmakers. De soldaten graven en beschermen het nest. De verkenners gaan op zoek naar voedsel en de jagers vangen vervolgens de prooi. De larvenverzorgers verzorgen de larven die uit de eieren van de koningin komen. Er zijn mierensoorten die voedselmakers hebben. Deze mieren ‘melken’ bladluizen door met hun sprieten het achterlijf van de luis te stimuleren. Er komt dan een zoete vloeistof (honingdauw) vrij die de mieren graag eten.