1.2 De zon als motor: temperatuur

1.2 De zon als motor: temperatuur
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

1.2 De zon als motor: temperatuur

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Sleep de woorden naar het juiste begrip. Welke woorden horen er bij het weer? En welke horen er bij het klimaat? 
Weer
Klimaat
De toestand van de atmosfeer op een bepaald moment en op een bepaalde plaats.
Het gemiddelde weer in een gebied, berekend over een periode van dertig jaar.
Is een momentopname
Morgen is er vrij veel bewolking en in het noorden en oosten kan in de ochtend plaatselijk een beetje regen vallen. 
Gemiddeld het hele jaar nooit kouder dan 18 graden
Neerslag in alle seizoenen

Slide 3 - Question de remorquage

Welke weerelementen worden er op het weerbericht altijd genoemd?
A
temperatuur, wind, neerslag, luchtdruk en bewolkingsgraad
B
temperatuur, windkracht, neerslag, sneeuw en bewolkingsgraad
C
temperatuur, zonkracht, neerslag, luchtdruk en bewolkingsgraad
D
uv-staling, temperatuur, neerslag, luchtdruk en bewolkingsgraad.

Slide 4 - Quiz

Wat is geen klimaatfactor?
A
Breedteligging
B
Windrichting
C
Luchtdruk
D
Hoogteligging

Slide 5 - Quiz

Wat betekenen de blauwe balkjes in een klimaatgrafiek?
A
De neerslag in mm.
B
De neerslag in liters.
C
De temperatuur in graden Celsius.
D
De temperatuur in meters.

Slide 6 - Quiz

Wat is de algemene regel bij de gesteldheid van het aardoppervlak?
A
Land warmt langzaam op en water snel
B
Land warmt langzaam op en water ook
C
Land warmt snel op en water ook
D
Land warmt snel op en water langzaam

Slide 7 - Quiz

Temperatuur
Temperatuur:
  • thermometer: hiermee meten ze de temperatuur van de lucht op 1,5 meter hoogte.
  • graden Celsius
  • schaduw
  • kaart: isothermen: lijntjes die de temperatuur aangeven

Slide 8 - Diapositive

Invloed zon op aardoppervlak
De zon verwarmt onze aarde. Zonnestralen vallen op ons aardoppervlak en vervolgens geeft het aardoppervlak warmte aan de lucht. 

Hoogteligging & breedteligging zijn twee factoren die de temperatuur beïnvloeden:

Slide 9 - Diapositive

1. Breedteligging
Ook de locatie waar je op de aarde bent, bepaalt de temperatuur. Zo heb je warmere temperaturen zodra je dichter bij de evenaar bent en koudere temperaturen als je verder van de evenaar af bent. Hoe komt dat?

Slide 10 - Diapositive

Breedteligging

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Geografische breedte = afstand van een plaats tot de evenaar
  • Lage breedte (dicht bij evenaar)
  • Hoge breedte (dicht bij polen)

Slide 13 - Diapositive

Breedteligging
Hoe hoger de breedte (dus hoe dichter bij de polen) hoe kouder.
Hoe lager de breedte (dus hoe dichter bij de evenaar) hoe warmer.

Loodrecht zonnestralen geven meer warmte dan schuine zonnestralen.
Op hoge breedte is de zoninvalshoek klein.
Op lage breedte is de zoninvalshoek groot.

Slide 14 - Diapositive

De aarde maakt twee bewegingen:
  • In 24 uur draait de aarde om zijn as:
    gevolg: dag en nacht 
  • In een jaar draait de aarde 
    één keer om de zon: 
    gevolg: seizoenen 

Slide 15 - Diapositive

Hoogteligging 
Regel
Hoe hoger hoe kouder
Als je 1000 meter stijgt wordt het 6 graden Celsius kouder.

Uitleg
Pas wanneer zonnestralen op het aardoppervlak vallen geven ze hun warmte af. Het aardoppervlak wordt daardoor warm en geeft nu zelf warmte af. De dampkring wordt op die manier van onderaf verwarmd.

2. Hoogteligging

Slide 17 - Diapositive

Hoogteligging

Slide 18 - Diapositive

Ligging aan zee

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Regel
Wind en zeestromen transporteren warmte vanaf de evenaar en kou vanaf de poolstreken.

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo