14 sept

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

aanwijzende voornaamwoorden en bezittelijke voornaamwoorden

Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig

Mannelijke en Vrouwelijke woorden:

Je gebruikt de, deze en die!

(de beker, deze beker, die beker)

(de loting, deze loting, die loting)

Onzijdige woorden:

Je gebruikt het, dit en dat!

Het hert liep in het bos. D.. hert was verdwaald.

1. dit
2. deze
3. de
4. die

In [dat/die] huis woont juf Bea.

1. dat
2. die

Wij hebben die/dit/dat bus verplaatst.

1. die
2. dit
3. dat

Met [dit/deze] storm kun je beter binnen blijven.

1. dit
2. deze

De hond van Ahmed is weg. ... hond is weggelopen.

1. hij
2. zijn
3. haar
4. jou

Het bezittelijk voornaamwoord

Ik- van mij -mijn

Je - van jou - jouw

Hij - van hem - zijn

Zij - van haar- haar

U- van u- uw

Jullie - jullie - jullie

Wij- van ons- ons/onze

Zij - van hen -hun

Dit boek is van mij. Het is ....... boek.

Deze pen is van hem. Dit is ..... pen.

Dit is huis is van hen. Dit is ...... huis.

Dit is de woning van ons. Dit is .... woning.

Kaart schrijven

Lieve oma,

Hier in Nederland is het eindelijk warm weer. Dat is fijn. Het gaat goed met mij. Ik sport 3 keer per week met mijn beste vriendin. Ik fiets vaak naar Kampen, daar spreek ik met vriendinnen af en ik ga naar school. Mijn huisgenoten zijn aardig. Ik vind alleen Gerdina niet zo leuk. Ik heb een hele leuke trui gekocht, maar deze zit niet fijn, dus ik ga hem ruilen. Morgen ga ik terug naar de winkel. 

Hoe gaat het met u?

Liefs Marian

Wat vindt Marian fijn?

Kaart schrijven

Lieve oma,

Hier in Nederland is het eindelijk warm weer. Dat is fijn. Het gaat goed met mij. Ik sport 3 keer per week met mijn beste vriendin. Ik fiets vaak naar Kampen, daar spreek ik met vriendinnen af en ik ga naar school. Mijn huisgenoten zijn aardig. Ik vind alleen Gerdina niet zo leuk. Ik heb een hele leuke trui gekocht, maar deze zit niet fijn, dus ik ga hem ruilen. Morgen ga ik terug naar de winkel. 

Hoe gaat het met u?

Liefs Marian

Wat doet Marian 3x per week?

Kaart schrijven

Lieve oma,

Hier in Nederland is het eindelijk warm weer. Dat is fijn. Het gaat goed met mij. Ik sport 3 keer per week met mijn beste vriendin. Ik fiets vaak naar Kampen, daar spreek ik met vriendinnen af en ik ga naar school. Mijn huisgenoten zijn aardig. Ik vind alleen Gerdina niet zo leuk. Ik heb een hele leuke trui gekocht, maar deze zit niet fijn, dus ik ga hem ruilen. Morgen ga ik terug naar de winkel. 

Hoe gaat het met u?

Liefs Marian

Wat doet Marian als ze naar Kampen gaat?

1. IJs eten
2. Wandelen
3. Met vriendinnen afspreken
4. Kleding kopen

Vind Marian Gerdina aardig?

1. ja
2. nee

Kaart schrijven

Lieve oma,

Hier in Nederland is het eindelijk warm weer. Dat is fijn. Het gaat goed met mij. Ik sport 3 keer per week met mijn beste vriendin. Ik fiets vaak naar Kampen, daar spreek ik met vriendinnen af en ik ga naar school. Mijn huisgenoten zijn aardig. Ik vind alleen Gerdina niet zo leuk. Ik heb een hele leuke trui gekocht, maar deze zit niet fijn, dus ik ga hem ruilen. Morgen ga ik terug naar de winkel. 

Hoe gaat het met u?

Liefs Marian

Waarom is de trui niet goed, die Marian gekocht heeft?

Wat gaat ze nu doen met de trui?

Schrijven

Je schrijft een kaart naar een familielid. Je schrijft in het Nederlands hoe het met je gaat. Wat je doet in Nederland en wat je leuk vindt om te doen en wat minder leuk is om te doen. Je vertelt dat je een trui hebt gekocht en dat je die wil ruilen in de winkel. Je vertelt waarom de trui niet goed is.

Klaar? Lever in en ga aan Disk, Diglin, Lowan of lezen

Opdrachten maken

Klaar?

Diglin, Lowan, Disk of lezen.