4.7 grammatica

4.7 grammatica (digitaal)
2 tl
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

4.7 grammatica (digitaal)
2 tl

Slide 1 - Diapositive

Vorige les
Woorden
Fictie

Slide 2 - Diapositive

Leerdoel
Je kunt de woordsoorten aanwijzend voornaamwoord en vragend voornaamwoord benoemen.

Slide 3 - Diapositive

Aanwijzend voornaamwoord
Kun je iets of iemand aanwijzen.

Het-woorden --> dit of dat
De-woorden --> die, deze


Slide 4 - Diapositive

Start (herhalen)
a + b klassikaal

de rest in tweetallen

Slide 5 - Diapositive

Maken
4.7: opdracht 1, 3 en 4

Klaar?
- Lezen

Slide 6 - Diapositive

deel 2

Slide 7 - Diapositive

Pak je leesboek, we starten met lezen!

Slide 8 - Diapositive

Vorige les
Aanwijzend voornaamwoord

Slide 9 - Diapositive

Leerdoel
Je kunt de woordsoorten aanwijzend voornaamwoord en vragend voornaamwoord benoemen.

Slide 10 - Diapositive

Vragend voornaamwoord
Vraag je naar een persoon of ding
Wie, wat, welk(e) en wat voor (een)


Slide 11 - Diapositive

Maken
4.7: opdr. 6, 7, 8 en 9

Slide 12 - Diapositive

deel 3

Slide 13 - Diapositive

Pak je leesboek, we starten met lezen!

Slide 14 - Diapositive

Wat weet je al?

Slide 15 - Diapositive

Wat is 'in' voor woord?

In deze grotten is het erg donker.
A
VZ
B
AV
C
LW
D
PSV

Slide 16 - Quiz

Wat is 'deze' voor woord?

In deze grotten is het erg donker.
A
VZ
B
AV
C
VRV
D
BZV

Slide 17 - Quiz

Wat is 'grotten' voor woord?

In deze grotten is het erg donker.
A
BN
B
PSV
C
BZB
D
ZN

Slide 18 - Quiz

Wat is 'is' voor woord?

In deze grotten is het erg donker.
A
BN
B
WW
C
VZ
D
ZN

Slide 19 - Quiz

Wat is 'het' voor woord?

In deze grotten is het erg donker.
A
BN
B
WW
C
LW
D
ZN

Slide 20 - Quiz

Wat is 'dat' voor woord?
Dat huis heeft schade aan het dak.
A
LW
B
ZN
C
AV
D
VZ

Slide 21 - Quiz

Wat is 'huis' voor woord?
Dat huis heeft schade aan het dak.
A
LW
B
ZN
C
BN
D
WW

Slide 22 - Quiz

Wat is 'heeft' voor woord?
Dat huis heeft schade aan het dak.
A
LW
B
ZN
C
BN
D
WW

Slide 23 - Quiz

Wat is 'schade' voor woord?
Dat huis heeft schade aan het dak.
A
LW
B
ZN
C
BN
D
WW

Slide 24 - Quiz

Wat is 'aan' voor woord?
Dat huis heeft schade aan het dak.
A
LW
B
ZN
C
VZ
D
VRV

Slide 25 - Quiz

Wat is 'dak' voor woord?
Dat huis heeft schade aan het dak.
A
LW
B
ZN
C
BN
D
WW

Slide 26 - Quiz

4.7 opdracht 10 (tweetallen)


Klaar?
Lezen

Slide 27 - Diapositive