1.3 De zon als motor: luchtdruk en wind

Par. 2: Water in beweging
1.3 De zon als motor: luchtdruk en wind
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Par. 2: Water in beweging
1.3 De zon als motor: luchtdruk en wind

Slide 1 - Diapositive

Wat is een isotherm?
A
Lijnen die plaatsen met een geljke temperatuur met elkaar verbinden
B
een soort luchtstreek
C
de grens voor de tropen
D
de lijn waarboven het te koud is voor de boomgroei

Slide 2 - Quiz

Wat is de juiste omschrijving van breedteligging?
A
Grote gebieden die qua klimaat hetzelfde zijn
B
Hoek die de zonnestralen maken met het aardoppervlak
C
De ligging van een plaats ten opzichte van de evenaar in graden
D
Zone op aarde die ingedeeld is in temperatuur

Slide 3 - Quiz

Hoe hoger de breedteligging, hoe warmer het wordt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

In Spanje is het warmer dan in Nederland doordat de zoninvalshoek in Spanje:
A
Langer is
B
Korter is
C
Groter is
D
Kleiner is

Slide 5 - Quiz

In de staat Utah in de Verenigde Staten is in augustus 2021 een wielerwedstrijd gehouden. De wielrenners begonnen op 1.000 meter hoogte bij een temperatuur van 34 graden Celsius. De finish lag op 3.000 meter hoogte.
Wat was de temperatuur bij de finish?
A
14 graden Celsius
B
22 graden Celsius
C
28 graden Celsius
D
40 graden Celsius

Slide 6 - Quiz

Door welk klimaatfactor is de temperatuur in januari aan de kust lager?
A
Breedteligging
B
Hoogteligging
C
Afstand tot de zee
D
Geen van deze

Slide 7 - Quiz

Waarom ligt er in Zwitserland vaker sneeuw dan in Nederland?
Waarom ligt er in Finland vaker sneeuw dan in Nederland?
Waarom ligt er in Polen vaker sneeuw dan in Nederland?
Welke temperatuurfactor speelt een rol?
Hoogteligging
Breedteligging
Afstand tot zee

Slide 8 - Question de remorquage

Luchtdruk
Luchtdruk = De kracht die  het gewicht van de lucht in de atmosfeer op  een oppervlak uitoefent.
  • Barometer (Hectopascal (hPa))
  • hoge luchtdruk > 1013 hPa
  • lage luchtdruk < 1013 hPa
Luchtdruk en wind
Isobaren
Isobaar = Lijn die plaatsen met gelijke luchtdruk met elkaar verbindt.



Slide 9 - Diapositive

Luchtdrukgebieden
  • Je kan op basis van de luchtdruk een onderscheid maken tussen twee gebieden.
  • Lagedrukgebieden: onder de 1013 hPa
  • Hogedrukgebieden: boven de 1013 hPa

Slide 10 - Diapositive

Lagedrukgebied/ minimum
  • Lucht gaat hier altijd omhoog (o.a. omdat het hier vaak warm is)
  • Veel neerslag
  • Depressie
  • Lucht moet altijd aangevuld worden,
    dit komt van gebieden met een hoge luchtdruk (Wind)
  • Liggen Isobaren dicht op elkaar dan is er veel wind!!!

Slide 11 - Diapositive

Hogedrukgebied/Maximum
  • Hier gaat de lucht weer naar beneden, bewolking verdwijnt. (dus weinig neerslag) Ezelsbruggetje hoog rijmt op droog
  • In de zomer erg warm, in de winter heel erg koud
  • Weinig wind, hoge druk vult lage druk namelijk weer aan.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Hogedrukgebied en lagedrukgebied

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Windkracht en windsnelheid
Windkracht: schaal van Beaufort
Windsnelheid: meter per seconde
Windrichting
Windrichting: waar de wind vandaan komt (zuidenwind komt uit het zuiden)

In Nederland waait de wind meestal uit het zuidwesten.

Windroos wordt gebruikt om de windrichtingen te benoemen.




Windkracht, windsnelheid en windrichting
Aan- en aflandige wind
Aanlandige wind = zeewind = waait van zee naar land.

Aflandige wind = landwind = waait van land naar zee.

Slide 16 - Diapositive