7.1

7.1
Eenheden van lengte
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

7.1
Eenheden van lengte

Slide 1 - Diapositive

Wat kan je na deze les
  • Je weet het verschil tussen grootheid en eenheid
  • Je kent de eenheden van lengte
  • Je weet hoe je de eenheden van lengte kan omrekenen.  

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Wat is het rijtje van eenheden van lengte?
Van km naar mm = per stap x10
Van mm naar km = per stap :10

Slide 4 - Diapositive

Lengte eenheden

km   hm   dam   m   dm   cm   mm

Neem even de tijd om deze weer te leren

mm   cm   dm   m   dam   hm   km

Slide 5 - Diapositive

Lengte eenheden: Gedachtennotities
  • Docent geeft een onderwerp op, leerling denkt na en pakt eigen kleur papier.​
  • Docent stelt tijd in.​
  • Leerling noemt hardop antwoord, schrijft dit op en legt open op tafel. Geef unieke antwoorden, dus niet dubbel.​
  • Als de timer op is, volgt een nieuwe opdracht om de antwoorden te verwerken. ​
  • Als je team klaar is, zwaait nummer 4 even naar de docent.



timer
1:00

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Lengtematen omrekenen
800 cm = ..... m
A
0.8
B
8
C
80
D
800

Slide 8 - Quiz

Lengtematen omrekenen
3400 cm = ..... dm
A
34 dm
B
3400 dm
C
3,4 dm
D
340 dm

Slide 9 - Quiz

Lengtematen omrekenen
500 m = ..... km
A
0,5 km
B
5 km
C
50 km
D
500 km

Slide 10 - Quiz

Lengtematen omrekenen
86 m = ..... mm
A
86 mm
B
8600 mm
C
8,6 mm
D
86000 mm

Slide 11 - Quiz

Lengtematen omrekenen
70 dm = ..... mm
A
700 mm
B
7000 mm
C
70000 mm
D
70 mm

Slide 12 - Quiz

Lengtematen omrekenen
34 cm = ..... dm
A
3,4 dm
B
34 dm
C
3400 dm
D
340 dm

Slide 13 - Quiz

Waar sta je nu met het omrekenen van lengtematen?
A
B
C

Slide 14 - Quiz

Wat is omtrek
Doel:
Ik weet wat ik moet doen als ik de omtrek moet uitrekenen.

Slide 15 - Diapositive

Het woord omtrek zegt eigenlijk al wat het is.
Je gaat om het figuur heen meten.
Bijvoorbeeld de omtrek van een boom.

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Hoe bereken je de omtrek?
A
Omtrek = lengte x breedte
B
Omtrek = lengte + breedte
C
Omtrek = alle zijden van een figuur optellen
D
Omtrek = alle zijden van een figuur keer elkaar

Slide 18 - Quiz

Wat is de omtrek?
A
58m
B
172m2
C
60m
D
200m2

Slide 19 - Quiz

Bereken de omtrek
van het terras.
A
de omtrek is 30 m
B
de omtrek is 54 meter
C
de omtrek is 60 meter
D
de omtrek is 70 m

Slide 20 - Quiz

Omtrek uitleg

De omtrek is de afmeting eromheen.
De omtrek is belangrijk om te weten als je bijvoorbeeld een hek rondom je tuin wilt of als je prikkeldraad wilt langs je huis.

Je berekend de omtrek door alle zijdes bij elkaar op te tellen

Vergeet niet de berekening en de eenheid (cm, m, ...) er bij te zetten

Slide 21 - Diapositive

Omtrek tuin:

Omtrek = lengte + breedte + lengte + breedte
                = 20 +15 + 20 +15
                = 70 meter
                               of
Omtrek = 2 x lengte + 2 x breedte
                = 2 x 20 + 2 x 15
                = 70 meter
                             of
Omtrek = 2 x (lengte + breedte)
                = 2 x (20 + 15)
                = 2 x 35
                = 70 meter
Je mag natuurlijk ook de
letters l en b gebruiken in plaats van lengte en breedte

Slide 22 - Diapositive

Er zijn ook andere figuren:
 
Driehoek:
omtrek driehoek = 4 + 3 + 4
                                = 15 cm

Een vierhoek:
(Ik begin bij A)
omtrek figuur ABCD  = 3 + 4 + 5 + 2 
                                        = 15 cm

Slide 23 - Diapositive

Een rechthoek is 7 bij 4 cm. Bereken de omtrek en de oppervlakte.
A
omtrek = 11 cm, oppervlakte = 28 cm²
B
omtrek = 22 cm, oppervlakte = 35 cm²
C
omtrek = 11 cm, oppervlakte = 11 cm²
D
omtrek = 22 cm, oppervlakte = 28 cm²

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive