YH4-TH6-BS2

Het oog
BS2
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

Het oog
BS2

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt delen van het oog beschrijven en toelichten.
  • Je kunt beeldvorming ddoor ooglenzen beschrijven.
  • Je kunt de pupilreflex toelichten.
  • Je kunt de bouw en werking van het netvlies beschrijven.
  • Je kunt toelichten hoe je diepte kunt zien.

Slide 2 - Diapositive

Begrippenlijst BS2
  • harde oogvlies
  • hoornvlies
  • iris
  • regenboogvlies
  • pigmenten
  • pupil
  • glasachtig lichaam
  • vaatvlies
  • voorste oogkamer
  • achterste oogkamer
  • ooglens
  • straalvormig lichaam
  • netvlies
  • gele vlek
  • blinde vlek
  • accomoderen
  • accomodatiespier
  • positieve lens
  • convergeren
  • divergeren
  • brandpunt
  • brandpuntsafstand
  • negatieve lens
  • voorwerpafstand
  • beeldafstand
  • bijziend
  • verziend
  • pupilreflex
  • straalsgewijs staafjes
  • kegeltjes
  • lopende spier
  • optische chiasma
  • stereoscopie

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

hoornvlies
pupil
oogzenuw
blinde vlek
gele vlek
netvlies
vaatvlies
lens
glasachtig lichaam
iris
voorste oogkamer
achterste oogkamer
oogspier
harde oogvlies

Slide 5 - Question de remorquage

Het hoornvlies bevat veel zenuwuiteinden. Wanneer je de zenuwuiteinden prikkelt, treedt er een reflex op. Welke reflex treedt op?
A
oogreflex
B
knipperreflex
C
kniepeesreflex
D
geen reflex

Slide 6 - Quiz

4

Slide 7 - Vidéo

05:56
Tja, dat zit er dit jaar helaas niet in......

Slide 8 - Diapositive

06:37
Leg uit waarom je op de blinde vlek met licht geen impuls kunt opwekken

Slide 9 - Question ouverte

06:56
Op welke plek in het netvlies zitten de meeste kegeltje?

Slide 10 - Question ouverte

06:56
Waarom is de gele vlek een goede plek om veel kegeltjes te hebben?

Slide 11 - Question ouverte

Het hoornvlies bevat veel zenuwuiteinden. Wanneer je de zenuwuiteinden prikkelt, treedt er een reflex op. Wat zijn de effectoren van deze reflex en wat is het nut van deze reflex?

Slide 12 - Question ouverte

Het hoornvlies bestaat uit dekweefselcellen. Het geheel is doorzichtig en bevat geen bloedvaten. Hoe wordt het hoornvlies aan de buitenkant voorzien van zuurstof? En aan de binnenkant?

Slide 13 - Question ouverte

9

Slide 14 - Vidéo

01:38
welke spieren in de iris trekken zich samen als er fel licht in de ogen valt?
A
kringspieren
B
radiaalspieren/straalsgewijslopende spier
C
geen spier
D
kringspier en radiaal spier

Slide 15 - Quiz

01:57
In welke receptoren ontstaan impulsen die leiden tot de pupilreflex?

Slide 16 - Question ouverte

04:11
Leg uit waarom in de verte staren ontpannend is voor je oog?

Slide 17 - Question ouverte

06:28
Leg uit waarom het voor iemand die bijziend is wel een probleem is om veraf voorwerpen scherp te zien.

Slide 18 - Question ouverte

06:28
Leg uit waarom het voor iemand die verziend is geen probleem is om voorwerpen veraf scherp te zien.

Slide 19 - Question ouverte

06:28
Leg uit waarom het voor een bijziend iemand geen probleem is om voorwerpen dichtbij scherp te zien.

Slide 20 - Question ouverte

08:28

Een proefpersoon bevindt zich in een donkere ruimte. In het gezichtsveld van zijn rechter oog bevinden zich 3 felrode punten (zie afbeelding) Deze rode punten veroorzaken impulsen. De proefpersoon kijkt naar punt 1 en houdt zijn linker oog dicht. Ontstaan in het linker deel van het netvlies van zijn rechteroog impulsen? En in het rechter deel van het netvlies van zijn rechteroog?

Slide 21 - Question ouverte

08:28
De oogzenuw is op plaats Q doorgenseden.
De oogzenuw is op plaats Q doorgesneden (zie afbeelding). Leg uit welk deel van het gezichtsveld zal deze persoon niet meer waarnemen?

Slide 22 - Question ouverte

08:28

Leg uit wat het gevolg is voor het gezichtsveld als de oogzenuw op plaats P wordt doorgesneden?

Slide 23 - Question ouverte

Upload hier je begrippenlijst

Slide 24 - Question ouverte

Huiswerk
Lees BS 2 van thema 6 
maak opgave 9 t/m 14 en 17 t/m 20 en 22

Slide 25 - Diapositive