3V - les 6

1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Programa
  1. Clases anteriores 
  2. Controlar los deberes 
  3. Ser/ Estar/ Hay 
  4. Deberes

Slide 2 - Diapositive

Clases anteriores
- lidwoorden  
- bezittelijk voornaamwoord  
- vraagwoorden  
- bijvoeglijk naamwoord  
- ontkenning  
- los números 
- reg. + onreg. + wederk. ww
- Gustar

Slide 3 - Diapositive

Controlar los deberes
Estudiar: voca 4.4

- persoonlijke info EB pag 24-25 ej 17 tm 19  

- getallen EB pag 25, ej 20-21 
- werkwoorden EB pag 36, ej 33 
- gustar EB pag 40, ej 36

Slide 4 - Diapositive

Hay/ser/estar (zijn)
Bij 'zijn' altijd de top 3 volgen:

1. Hay (staat er letterlijk 'er is' of 'er zijn' in de zin?)

2. Estar (kun je 'zijn' vervangen door 'zich bevinden'?)

3. Ser (in de overige gevallen). 

Let op: je kunt je ook in een tijdelijke emotionele staat bevinden. Bijv. verdrietig, boos, verliefd etc. Ook dan gebruik je 'estar'.

Slide 5 - Diapositive

Hacemos...

MAKEN: EB pag 25 , ej 37-44 (pag 33-37) 

Daarna: online opdrachten lessonup

Slide 6 - Diapositive

Ser
Ser wordt gebruikt bij vaste eigenschappen. 
Bijv. Ik ben blond, jij bent Nederlander of zij heet Daphne. 
Er wordt van uitgegaan dat dit eigenschappen zijn die eigenlijk niet kunnen veranderen. 


Slide 7 - Diapositive

Estar
Estar wordt gebruikt bij plaatsbepaalingen. Bijv. ik ben in Nederland. Eigenlijk zeg je dan, ik bevind mij in Nederland. Zodra je het werkwoord 'zijn' kan vervangen door 'bevinden' dan weet je dat je estar moet gebrijken.
Bijv. ik ben op school - ik bevind mij op school.

Let op: dit werkwoord draagt accentjes ;)
MAAK: Opdracht 1

Slide 8 - Diapositive

HAY
Hay kent maar één vervoeging en dat is 'hay'. 
Hay gebruik je zodra je kan zeggen 'er is/ er zijn'. 
Bijv. er zijn veel leerlingen in de klas - hay muchos alumnos en la clase.

Zodra je een nummer (1, 2, 3, etc.), een onbepaald lidwoord (un/unos, una/ unas), een hoeveelheidswoord (mucho/ poco/ demasiado, etc) ziet staan, dan gebruik je ook het werkwoord hay.

MAAK: Opdracht 1 - kiezen uit ser, estar, hay

Slide 9 - Diapositive

Werkwoord en voca oefenen
  1. Ga naar DEZE link (verbuga)
  2. Accepteer de cookies
  3. Onder het kopje 'werkwoorden' selecteer: allemaal
  4. In het kopje 'werkwoorden' vink aan: bailar, beber, comer, estudiar, escribir, hablar, lavarse, levantarse, llamarse, peinarse, vivir, tener, ser, estar, ir. 
  5. Onder het kopje 'tijden' selecteer: presente


6. Oefen de voca van 4.4


Slide 10 - Diapositive

Deberes
Estudiar: Voca 4.4

Hacer: EB pag 25 , ej 37-44 (pag 33-37)

Slide 11 - Diapositive