Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
week 10
week 10
1 / 43
suivant
Slide 1:
Diapositive
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Cette leçon contient
43 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
50 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
week 10
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Lesdoelen
je kunt de getallen voluit in het Duits opschrijven
je kunt de regels van het zwakke werkwoord toepassen ; tegenwoordige tijd én voltooid deelwoord.
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Ik kan getallen 0-100 in het Duits opschrijven
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 6 - Sondage
lesdoel 2 herhaling: zwakke werkwoorden Duits
Slide 7 - Diapositive
Zijn niet moeilijk ....
zijn regelmatig
worden volgens een vast schema vervoegd
hiervoor bestaat een ezelsbruggetje
Slide 8 - Diapositive
Na deze les ...
Heb je de regels voor het vervoegen van de zwakke werkwoorden op een rijtje.
Kan je met behulp van de regels de zwakke werkwoorden vervoegen
Slide 9 - Diapositive
Wat is een zwak werkwoord?
verander het werkwoord naar de verleden tijd:
geen
klinker
verandering (ik sp
ee
l- ik sp
ee
lde)
Voltooid deelwoord op d/t NIET op -en
Nederlandse zwakke werkwoorden zijn vrijwel altijd ook in het Duits zwakke werkwoorden
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Hoe krijg je de stam?
In het Duits krijg je de stam door
van het hele werkwoord
de
-en
of
-n
(als er geen 'e' voor staat)
weg te strepen
Voorbeelden:
machen > mach; spielen > spiel; radeln > radel
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Vervoeg de onderstaande werkwoorden:
ich ________________ (machen)
du ______________ (reisen)
er _______________(finden)
es _____________(regnen)
sie___________(reden)
Slide 15 - Diapositive
Hoe ziet het voltooid deelwoord eruit?
In het Nederlands is dit bij de zwakke werkwoorden vaak
ge-/be- ervoor en -t/-d erachter.
In het Duits is dit
ge- + stam + -t
Bijv: machen > gemacht; spielen > gespielt.
Slide 16 - Diapositive
Let op:
Werkwoorden die eindigen op -ieren krijgen bij het voltooid deelwoord
geen
: ge
voorbeeld : Ich habe in Amsterdam studiert.
Ich habe gestern trainiert.
Slide 17 - Diapositive
Let op:
bij voorvoegsels zoals : be / ver/ er dan ook
geen
: ge
voorbeeld : Ich habe Paris besucht.
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Welk ezelsbruggetje kan je gebruiken bij de uitgangen van het werkwoord
A
Partytent
B
feesttenten
C
circustent
D
feestenten
Slide 20 - Quiz
du (finden).
A
findet
B
finde
C
findst
D
findest
Slide 21 - Quiz
ich (spielen)
A
spielt
B
spiele
C
spielen
D
gespielt
Slide 22 - Quiz
Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ich (hören) gerne Musik.
A
hort
B
höre
C
horst
D
horen
Slide 23 - Quiz
Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Du (besuchen) die Oma.
A
besucht
B
besuchst
C
besuchen
D
besuche
Slide 24 - Quiz
Hoe maak je de stam van het werkwoord?
Slide 25 - Question ouverte
.............verder oefenen
Op de volgende website kun je oefenen met de werkwoorden. Hoeveel procent haal jij?
Slide 26 - Diapositive
https:
Slide 27 - Lien
https:
Slide 28 - Lien
Oefen nu zelf en kijk of je het snapt:
vertaal 'hij speelt'
spielen (= spelen)
A
er spielt
B
er spielst
C
du spielst
D
du spielt
Slide 29 - Quiz
Welke twee vervoegingsvormen hebben het hele werkwoord?
A
er/sie/es + wir
B
ich + wir
C
er/sie/es + ihr
D
wir + sie/Sie
Slide 30 - Quiz
Vertaal:
jullie kopen
kaufen (= kopen)
A
ihr kauft
B
sie kauft
C
er kauft
D
du kauft
Slide 31 - Quiz
Wat is het voltooid deelwoord van 'kaufen'?
A
gekaufen
B
gekauft
C
gekauftet
D
gekaufd
Slide 32 - Quiz
Vervoeg het werkwoord:
spielen
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
Sie / sie
spiele
spielst
spielt
spielen
spielt
spielen
Slide 33 - Question de remorquage
Thomas ...... heute nicht zur Schule.
A
gehe
B
gehen
C
geht
D
gehst
Slide 34 - Quiz
Laura ..... mit ihre Puppe.
A
spiel
B
spielt
C
spielst
D
spielen
Slide 35 - Quiz
Ich ..... mir neue Schuhe.
A
kaufe
B
kauf
C
kauft
D
kaufst
Slide 36 - Quiz
Herr Müller, ...... Sie morgen auch?
A
kommt
B
komme
C
kommen
D
kommst
Slide 37 - Quiz
Stijn ..... jeden Tag für Deutsch.
A
studieren
B
studiert
C
studierst
D
studier
Slide 38 - Quiz
Vul in...
Ich ____ (kaufen) eine Tasche.
A
kauft
B
kaufen
C
kauf
D
kaufe
Slide 39 - Quiz
Ik kan regelmatige werkwoorden in de juiste vorm zetten
A
Ja
B
Ik snap het, maar moet nog een beetje oefenen
C
Ja, natürlich! Ist ja super einfach!
D
Ik snap het nog niet
Slide 40 - Quiz
Slide 41 - Diapositive
Slide 42 - Diapositive
Slide 43 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Klas KE3DU1
Février 2022
- Leçon avec
29 diapositives
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
zwakke werkwoorden en voltooid deelwoord
Octobre 2024
- Leçon avec
33 diapositives
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
zwakke werkwoorden
Juin 2024
- Leçon avec
36 diapositives
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
zwakke werkwoorden
Octobre 2024
- Leçon avec
41 diapositives
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
2HM herhaling ww. tt. t. en v.d. Kapitel 4
Décembre 2021
- Leçon avec
37 diapositives
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Zwakke werkwoorden NR. 2
Octobre 2022
- Leçon avec
41 diapositives
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1-3
Kapitel 4 - Verben
Février 2023
- Leçon avec
30 diapositives
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Zwakke werkwoorden NR. 2
Octobre 2022
- Leçon avec
48 diapositives
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1-3