Cette leçon contient 26 diapositives, avec diapositives de texte et 4 vidéos.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Ruilen: van konijn naar een fortuin?
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen
Ik kan het verschil uitleggen tussen de nominale en de intrinsieke waarde van geld
Ik kan uitleggen wat er met transactiekosten bedoeld word
Ik kan het verschil uitleggen tussen chartaal en giraal geld en kan hierbij aangeven hoe de hoeveelheid giraal en chartaal geld verandert bij geldopname en geldstorting
Ik kan voorbeelden geven van elektronisch betalen
Ik kan uitleggen wat er met de term fiduciair geld bedoeld wordt
Slide 2 - Diapositive
Algemeen aanvaard ruilmiddel
Iedereen aanvaard het ruilmiddel als betaalmiddel en heeft er vertrouwen in (zoals bijvoorbeeld de euro)
Slide 3 - Diapositive
www.kijkmagazine.nl
Slide 4 - Lien
Wat kost een euromunt?
Slide 5 - Diapositive
Nominale waarde van geld
De waarde die op het bankbiljet of de munt staat
De waarde die het biljet of de munt vertegenwoordigt
Slide 6 - Diapositive
Intrinsieke waarde van geld
De materiaalwaarde/stofwaarde waar biljet of de munt van gemaakt is
Slide 7 - Diapositive
Fiduciair geld
Geld ontleent zijn waarde niet aan het materiaal waarvan het gemaakt is, maar aan het vertrouwen dat er goederen mee gekocht kunnen worden
Fiducie ergens in hebben = vertrouwen hebben
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Vidéo
Chartaal geld
Munten en bankbiljetten (contant geld)
Stoffelijk geld/tastbaar
Slide 10 - Diapositive
ECB, DNB, NL Munt
In de Eurozone mag alleen de ECB bankbiljetten maken en in omloop brengen. De ECB = circulatiebank
Via ECB > nationale banken (DNB) > commerciële banken
De NL euromunten worden door de Nederlandse Munt geslagen
Slide 11 - Diapositive
Giraal geld
geld op de betaalrekeningen/rekening-courant tegoeden
niet tastbaar
elektronisch betalen
Slide 12 - Diapositive
Pinnen bij de pinautomaat
Van giraal geld maak je chartaal geld
Andersom: geld storten bij de bank
Van chartaal geld maak je giraal geld
Slide 13 - Diapositive
Elektronisch betalen
Er komen geen munten of bankbiljetten aan te pas
Het gaat van de betaalrekening van de koper naar de betaalrekening van de verkoper
Slide 14 - Diapositive
Elektronisch betalen
met een pinpas in de winkel
via overschrijvingen/iDeal
met een creditcard
via een machtiging
Slide 15 - Diapositive
Transactiekosten
Alle inspanningen en offers die worden gedaan om transacties goed te laten verlopen
Deze kunnen financieel en niet-financieel zijn
- bankkosten
- tijd om informatie te zoeken
- energie en moeite om naar de winkel te fietsen
Slide 16 - Diapositive
Transactiekosten
Hoe eenvoudiger het product en hoe vaker je het koopt, hoe minder transactiekosten je hebt
Aanschaf brood/aanschaf huis
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Vidéo
Slide 19 - Vidéo
Slide 20 - Vidéo
Leren voor de SO
De Kern hoofdstuk 1.1 t/m 1.8
Begrippen: in eigen woorden omschrijven en voorbeelden kunnen geven Verbanden tussen begrippen kunnen omschrijven
Niet vergeten rekenmachine mee te nemen (Casio FX-82 MS)
Slide 21 - Diapositive
Leren voor de so/de toets
Hoe kun je leren?
Slide 22 - Diapositive
Leren voor de so/de toets
Hoe kun je leren? Rode begrippen Aantekeningen Samenvatting maken Mindmap maken Leerkaartjes maken Elkaar overhoren
Slide 23 - Diapositive
Leerdoelen
Ik kan het verschil uitleggen tussen de nominale en de intrinsieke waarde van geld
Ik kan uitleggen wat er met transactiekosten bedoeld word
Ik kan het verschil uitleggen tussen chartaal en giraal geld en kan hierbij aangeven hoe de hoeveelheid giraal en chartaal geld verandert bij geldopname en geldstorting
Ik kan voorbeelden geven van elektronisch betalen
Ik kan uitleggen wat er met de term fiduciair geld bedoeld wordt
Slide 24 - Diapositive
Huiswerk
Lezen Kern 2.2
maken opgaven blz. 29 1-4
Belangrijk voor de volgende les: Invullen Check jouw begroting https://scholieren.nibud.nl/artikel/begrotingsformulier/
Lukt het niet de link te open, typ het dan even over