Lezen H2 - Antwoorden opdracht 2

Lezen H2 - Antwoorden opdracht 2
Tekstverbanden en signaalwoorden
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 10 min

Éléments de cette leçon

Lezen H2 - Antwoorden opdracht 2
Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 1 - Diapositive

1. Welke functie heeft de afbeelding bij de tekst? Leg je antwoord uit.
Antwoord: De functie van deze afbeelding is aandacht trekken. Uitleg: Je ziet zo’n gek plaatje en wilt weten wat hiermee aan de hand is. Het is niet nodig om de tekst te begrijpen en voegt ook geen nieuwe inhoud toe. 

Slide 2 - Diapositive

2. Wat is het onderwerp van de tekst?
Antwoord: Internettrollen of nepaccounts.
Uitleg: In de inleiding worden beide termen al genoemd ter introductie van het onderwerp van de tekst. Daarnaast is het woord 'nepaccounts' en informatie rondom dit woord veel terug te vinden in de kernzinnen van de alinea's in deze tekst. In het slot wordt het woord 'nepaccounts' ook nog een keer gebruikt. 

Slide 3 - Diapositive

3. Op welke manier wordt de tekst ingeleid?
Antwoord: D. door een aantal aansprekende voorbeelden te noemen.
Uitleg: er wordt geen spannende uitspraak gedaan waar iemand gek van opkijkt. Ook wordt er geen expert aan het woord gelaten. En daarnaast begint de eerste alinea al met drie voorbeelden: boze exen, grote bedrijven en Russen. Daarna wordt het onderwerp pas geïntroduceerd: nepaccounts.

Slide 4 - Diapositive

4. Alinea 1 en 2 sluiten op verschillende manieren op elkaar aan. Welke verbanden zijn van toepassing?
Antwoord: b, c, d, e
Uitleg (b. Alinea 2 geeft nog meer voorbeelden bij alinea 1): in de derde zin van alinea 2 lees je dat de 2 zinnen ervoor wéér voorbeelden gaven. 
Uitleg (c. Alinea 2 is een uitwerking van alinea 1): er wordt in alinea 2 iets dieper ingegaan op de voorbeelden die eerder gegeven zijn. 

Slide 5 - Diapositive

4. Alinea 1 en 2 sluiten op verschillende manieren op elkaar aan. Welke verbanden zijn van toepassing?
Antwoord: b, c, d, e
Uitleg (d. Alinea 2 noemt een gevolg bij alinea 1): in de laatste twee zinnen lees je dat je 'in werkelijkheid' tegen niemand praat. 
Uitleg (e. Alinea 2 vormt een opsomming samen met alinea 1): aangezien de opsomming van voorbeelden in alinea 2 verder gaat en in alinea 1 is begonnen, klopt dit antwoord. 

Slide 6 - Diapositive

5. 'Je denkt dat je op Facebook of Twitter wordt aangesproken door een mens van vlees en bloed, maar in werkelijkheid is het een marionet waarbij een of andere onzichtbare poppenspeler aan de touwtjes trekt.' Welke tegenstelling herken je in deze zin?
Antwoord: mens van vlees en bloed -vs.- marionet van een onzichtbare poppenspeler.
Uitleg: de vraag is hier welke twee dingen tegenover elkaar staan in deze zin. Een mens van vlees en bloed leeft, een marionet (een houten touwtjespop) leeft niet. Dat is dus een duidelijke tegenstelling. 

Slide 7 - Diapositive

6. Alinea 4 en 5 horen bij elkaar. Welk kopje geeft het best de inhoud weer van deze alinea's samen?
Antwoord:  B. Nepaccounts.
Uitleg: 'Vervuiling' en 'Schoonmaak' komen beiden pas ter sprake in alinea 5. Dat zou dan betekenen dat alinea 4 er niet bij hoort. 'Misbruik' wordt alleen in alinea 4 genoemd en dus zou alinea 5 er niet bij horen. 'Nepaccounts' komt in beide alinea's voor, dus dat antwoord is het beste. 

Slide 8 - Diapositive

7. Welk verband herken je in alinea 4?
Antwoord:  C. tijdsvolgorde.
Uitleg: het antwoord kun je vinden a.d.h.v. de signaalwoorden. 
'De drempel om een nepaccount in te zetten, is laag. Wie heeft er niet ooit een e-mailadres aangemaakt met een andere naam? Zelf een vals account aanmaken op Facebook of Twitter doe je ook in een handomdraai. Eerst kies je een veelvoorkomende naam, daarna roof je een portret van internet en klaar is je handpop. Vervolgens kun je die inzetten als juichaapje voor je eigen zaak of om bagger uit te gieten over een tegenstander.'
Deze signaalwoorden horen bij het verband 'tijdsvolgorde/chronologisch verband'. Bovendien wordt er uitgelegd hoe je mensen online voor de gek kunt houden. Je moet dus eerst een nepaccount hebben, daarna kun je aan de slag. Die volgorde moet je aanhouden, want zonder account kun je niets doen. 

Slide 9 - Diapositive

8. Aan welke signaalwoorden herken je dit verband?
Antwoord:  eerst, daarna, vervolgens
Uitleg: (zie vorige slide)
'De drempel om een nepaccount in te zetten, is laag. Wie heeft er niet ooit een e-mailadres aangemaakt met een andere naam? Zelf een vals account aanmaken op Facebook of Twitter doe je ook in een handomdraai. Eerst kies je een veelvoorkomende naam, daarna roof je een portret van internet en klaar is je handpop. Vervolgens kun je die inzetten als juichaapje voor je eigen zaak of om bagger uit te gieten over een tegenstander.'

Slide 10 - Diapositive

9. In alinea 6 is er sprake van een oorzaak-gevolgverband. Welke oorzaak en welk gevolg worden hier genoemd?
Antwoord:  Oorzaak: Zolang je niet dreigt, is het legaal om op internet onder een andere naam je mening te uiten. ​
Gevolg: Trollen kunnen makkelijk hun gang gaan.
Uitleg:
'Het is lastig om dit soort nepperij aan te pakken. Zolang je niet dreigt, is het legaal om op internet onder een andere naam je mening te uiten. Daardoor kunnen trollen makkelijker hun gang gaan.'
Na dit soort signaalwoordjes kun je vaak het gevolg van de oorzaak vinden. Voor dit soort signaalwoordjes staat dan vaak de oorzaak. 

Slide 11 - Diapositive

10. 'Het verhaal van Dotan en zijn fan is nog maar kinderspel in vergelijking met hoe grote bedrijven of landen het aanpakken.' Wat wordt er bedoeld met 'kinderspel'?
Antwoord:  C. dat grote bedrijven en landen veel verder gaan dan bijvoorbeeld Dotan.
Uitleg: 'kinderspel' betekent 'eenvoudig' of 'simpel'. Dat betekent dus dat wat bedrijven of andere landen doen veel moeilijker en heftiger is dan wat Dotan heeft gedaan, omdat er staat: 'in vergelijking met'. De betekenis van 'kinderspel' mag je opzoeken in het woordenboek, dus zo kun je erachter komen.

Slide 12 - Diapositive

11. Leg uit wat een 'social bot' is. Gebruik hierbij de volgende begrippen: nepaccount - kunstmatige intelligentie - mens.
Antwoord:  Een ‘social bot’ is een geautomatiseerd nepaccount, aangedreven door kunstmatige intelligentie. Het is dus geen mens meer die erachter zit. 
Uitleg: je ziet aan de woorden die je moet gebruiken dat je moet uitleggen wat het is, maar dat je dat ook moet doen aan de hand van een tegenstelling, omdat het woord 'mens' gebruikt moet worden. Je gebruikt dus eerst de uitleg uit de tekst (dan heb je al twee woorden gebruikt) en daarna leg je uit wat het niet is. 

Slide 13 - Diapositive

12. Noem twee redenen waarom social bots vooral voor kinderen gevaarlijk kunnen zijn. Baseer je antwoord op alinea 8.
Antwoord:  Reden 1: kinderen worden op deze manier in de verleiding gebracht om allerlei dingen te kopen.​
Reden 2: kinderen vertrouwen hun geheimen toe aan social bots. Hierdoor kan de overheid ontdekken of er iets strafbaars gebeurt. 
Uitleg: in de tekst staat 'maar ook'. Het is heel vaak zo dat je aan weerszijden van deze signaalwoorden antwoorden op dit soort vragen kunt vinden. 

Slide 14 - Diapositive

13. Op welke manier wordt de tekst afgesloten?
Antwoord:  D. De laatste alinea geeft een waarschuwing.
Uitleg: er staat dat ze consumenten willen inprenten dat niet alles op het internet echt is. Dat 'inprenten' is een waarschuwing. 

Slide 15 - Diapositive

14. Welke zin geeft het beste de hoofdgedachte van de tekst weer?
Antwoord: D. Nepaccounts zijn in opkomst en steeds lastiger van echte accounts te onderscheiden.
Uitleg: alle andere antwoorden behandelen slechts 1 of 2 alinea's uit de tekst. Een hoofdgedachte moet de hele tekst kunnen samenvatten. Antwoord D. doet dat het beste, omdat er in elke alinea wel gesproken wordt over het onderscheid tussen echt en nep. De gevolgen ervan, hoe het precies werkt, wat de oorzaken zijn, wat de voorbeelden zijn, etc. 

Slide 16 - Diapositive