HV2C ch6 les 5 1920

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Qu'est-ce qu'on va faire?
- répéter verbe G + texte E
- expliquer grammaire I
- regarder texte F
- les devoirs

Slide 2 - Diapositive

Prendre
het ww van bron G

Ken jij m al?

Slide 3 - Diapositive

Vertaal: Nous prenons
A
wij nemen
B
wij kijken
C
wij kopen
D
wij eten

Slide 4 - Quiz

Vertaal: Hij neemt
A
il prends
B
il prend
C
il prent
D
il prennent

Slide 5 - Quiz

Vertaal: Zij nemen
A
ils prennent
B
ils prenent
C
ils prent

Slide 6 - Quiz

Vertaal: Zij heeft genomen

Slide 7 - Question ouverte

Vous avez encore des questions?

Slide 8 - Diapositive

Lees onderstaande zinnen goed
J'aime les fraises

J'achète un kilo de pommes

Je prends de la salade

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Lees onderstaande zinnen goed
J'aime les fraises

J'achète un kilo de pommes

Je prends de la salade
Wat valt je op als je naar de lidwoorden kijkt?

Slide 11 - Diapositive

Grammaire I
In deze grammatica leer je wanneer je welk soort lidwoord moet gebruiken en je leert een nieuw soort lidwoord: het delend lidwoord. Het lastige is, dat we dit lidwoord niet kennen in het Nederlands.

Ik neem salade. -->  Je prends de la salade.

Slide 12 - Diapositive

Welk lidwoord?
Om te leren wanneer je welk lidwoord nodig hebt, krijg je van mij een stappenplan. Als je deze telkens van boven naar beneden volgt, kom je altijd bij het goede lidwoord uit. 

Dit stappenplan gebruik je wanneer er in het NL geen lidwoord staat. (bijv. Ik neem salade)

Slide 13 - Diapositive

Deze poster zet ik ook in Teams, zodat je m beter kunt lezen)
du = mnl
de la = vrl
de l' = mnl/vrl met een klinker
des = mv

Slide 14 - Diapositive

Par exemple
1. Il préfère ___ carottes.

2. Vous mangez un kilo ___ tomates?

3. Elle prend ___ fraises.


Slide 15 - Diapositive

Par exemple
1. Il préfère les carottes.

2. Vous mangez un kilo de haricots verts?

3. Elle prend des fraises.


Slide 16 - Diapositive

Vul in: Elle adore ___ fraises.
A
les
B
des
C
de
D
une

Slide 17 - Quiz

Vul in: Nous mangeons ____ tomates
A
les
B
des
C
une
D
de

Slide 18 - Quiz

Vul in: Il prend trois kilos ___ viande.
A
le
B
du
C
de
D
les

Slide 19 - Quiz

Vul in: Je ne mange pas ___ légumes.
A
le
B
de
C
du
D
les

Slide 20 - Quiz

Let op:
Hoeveelheden zijn: 
- een liter, een fles, een doos, veel, weinig, een beetje, een kilo, een pond, hoeveel, etc.

Maar!!! een getal wordt niet als hoeveelheid gezien!!!

Dus: j'achète 6 pommes. (zonder lidwoord)

Slide 21 - Diapositive

Il achète 3 ___ pommes.
A
-
B
de
C
du
D
des

Slide 22 - Quiz

Vous avez encore des questions?

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Pour la semaine prochaine
Faire
- F (22, 23, 24, 25)
- I (31, 32, 33)

Apprendre:
- voca E+F
- grammaire I + verbe G 

Slide 25 - Diapositive