K4 Mens en Activiteit - Ken je doelgroep

Hoofdstuk 1 t/m 4

Vragen in de oefentoets die niet goed zijn gemaakt.


1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 1 t/m 4

Vragen in de oefentoets die niet goed zijn gemaakt.


Slide 1 - Diapositive



Heterogene groepen: verschillende eigenschappen zoals leeftijd, interesses, leefstijl en geslacht.

Homogene groepen: dezelfde eigenschappen zoals leeftijd, interesses, leefstijl en geslacht.



Slide 2 - Diapositive

Is een beauty-middag voor de leden van de dames yoga een...
A
Homogene groep
B
Heterogene groep

Slide 3 - Quiz

Een knutselmiddag met 20 kinderen van de basisschool
A
Homogene groep
B
Heterogene groep

Slide 4 - Quiz

Wie hoort niet tot je sociale omgeving
A
vrienden
B
collega's
C
familie
D
de presentator van weer

Slide 5 - Quiz

Homogene groep
A
leerlingen van groep 6 en 7
B
meisjes van groep 7 en 8
C
jongens en meisjes van groep 4
D
Meisjes van groep 4

Slide 6 - Quiz

Kinderopvang
A
voor kinderen die zich vervelen
B
voor kinderen waarvan de ouders werken of ziek zijn.
C
.

Slide 7 - Quiz

Subjectief of objectief
Merel zit graag langs Cheng
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 8 - Quiz

Waarden & normen

Waarden zijn de dingen in het leven waar je waarde aan hecht, die je belangrijk vindt.

Normen zijn regels waardoor je deze waarden kunt uitvoeren. Normen heb je dus nodig om je waarden na te leven.








Slide 9 - Diapositive

Wat is een voorbeeld van een norm?
A
Hygiëne
B
Elke zondag naar de kerk gaan
C
Iedere dag douchen
D
Geloof

Slide 10 - Quiz

Wat is een voorbeeld van waarden?
A
Respect
B
Elke zondag naar de kerk
C
Bidden voor het eten en slapen gaan
D
Warm huis

Slide 11 - Quiz

De zorgvrager ziet er moe uit
A
Subjectief
B
Objectief

Slide 12 - Quiz

De zorgvrager wordt voorzicht akker gemaakt.
A
Subjectief
B
Objectief

Slide 13 - Quiz

Formeel/ informeel
Een formeel gesprek= 
een officieel gesprek

Een informeel gesprek= 
een spontaan gesprek

Slide 14 - Diapositive

Observeren
Je leert het verschil tussen:
Objectief: Dit is een ................trui.



Subjectief: Dit is een ............trui.

Slide 15 - Diapositive

De man die voor me staat aan de kassa is heel lang
A
objectief
B
subjectief

Slide 16 - Quiz

Formeel of informeel
Gesprek teamleider
A

Slide 17 - Quiz