IA2O 8 januari

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

Vrijdag 8 januari

• Welkom en puzzel > rebus
• Spreken in groepjes: TC opdracht 19, bladzijde 56
• Bijvoeglijke naamwoorden herhalen: groot, kleine, leuk
• Huiswerk TC nakijken 
• Spreken in tweetallen: TC opdracht 40, bladzijde 63
  
• TC 2.7
• Afronden en huiswerk

  

Bijvoeglijke naamwoorden

De houten kast is niet duur. De kast is groot. 

Bijvoeglijke naamwoorden geven informatie over een ding, mens of dier.

 

Aan het einde van de zin? 
> Kortste vorm:
De stoel is wit.
De tafel is laag.
De vrouw is aardig. 

Voor een ding of mens?
> Dan een -e:
De witte stoel
De lage tafel
De aardige vrouw

Karlijn heeft ....... ogen.

1. groot
2. grote

Mijn buurt is heel .....

1. rustige
2. rustig

Hua en Carlos zijn ..... vrienden.

1. goede
2. goed

Ons huiswerk is .....

1. moeilijke
2. moeilijk

Alex gaat naar het ..... kantoor.

1. nieuwe
2. nieuw

Vandaag is het een ..... dag.

1. koud
2. koude

Felix is nog maar .....

1. klein
2. kleine

De jas van Bas is .....

1. blauw
2. blauwe

Schrijf de goede vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

Ricardo gaat naar Den Bosch. Dat is een .......... (gezellig) stad. Ricardo bekijkt daar een .......... (groot) kerk. De kerk is erg .......... (mooi) en

.......... (bekend). In Den Bosch is ook een .......... (bijzonder) rivier. De 

.......... (smal) rivier gaat onder de .......... (oud) huizen door. Ricardo vaart met een .......... (laag) boot op het .......... (donker) water. Het water is gelukkig niet .......... (diep). Daarna eet hij een .......... (lekker) maaltijd in een .......... (klein) restaurant. Het eten is niet .......... (duur). Aan het einde van de dag gaat Ricardo weer naar huis. Hij is .......... (tevreden). Ricardo zegt: 'Dat was een .......... (fijn) en .......... (druk) dag!' 

Schrijf zinnen met de woorden
Bijvoorbeeld: bloemen - rood > De rode bloemen zijn mooi.

Pauze en zelf werken tot 15.00 uur

_ TaalCompleet: Maak opdracht 53, 54, 55, 56 en 57 op bladzijde 68 en 69. 

- Snel klaar? Maak zinnen met de werkwoorden hieronder. Gebruik de voltooide tijd. Bijvoorbeeld: werken > Ik heb gisteren in de winkel gewerkt. 

wandelen, luisteren, koken,

fietsen, huren, maken, pinnen, trainen, trouwen, ruilen

Welk woord heb je vandaag geleerd? Schrijf het op je telefoon.

Huiswerk voor woensdag

• TaalCompleet: Maak van 2.7 opdracht 58 tot en met 63. Maak daarna de computeropdrachten. 
• KNM: Maak de computeropdrachten bij 1.3 ( en 1.2 als je dat nog niet hebt gedaan).