SCC_M5 soorten vragen

M5 L1 soorten vragen
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

M5 L1 soorten vragen

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat ging mis bij dit interview?

Slide 3 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke vraagsoorten ken je?

Slide 4 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

soorten vragen
  • ja-neenvraag
  • vraagwoordvraag
  • (meer)keuzevraag 

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Lien

ongeveer 30 seconden laten zien
andere soorten vragen

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

open en gesloten
vragen

Slide 9 - Diapositive

Een voorbeeld van een gesloten vraag is: “Vind jij katten leuke dieren?”
In de journalistiek kom je vaak open vragen tegen, zoals: “Waarom vindt u dat mensen op de SP moeten stemmen?”
Wat is het verschil tussen open en gesloten vragen?

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

open en gesloten
  • Gesloten vragen kun je beantwoorden met een kort antwoord, zoals 'ja' of 'nee'.

  • Open vragen beantwoord je vaak met een langer antwoord.

Slide 11 - Diapositive

Een voorbeeld van een gesloten vraag is: “Vind jij katten leuke dieren?”
In de journalistiek kom je vaak open vragen tegen, zoals: “Waarom vindt u dat mensen op de SP moeten stemmen?”

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 13 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom zouden journalisten beter open vragen gebruiken dan gesloten vragen?

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

vragen open maken
Je kunt van gesloten vragen ook open vragen maken, kijk maar:

Gesloten vraag: 
Gaat het goed met u?

Open vraag:
Hoe gaat het met u?

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak van de volgende vraag een open vraag:

Vind je de nieuwe iPhone mooi?

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak van de volgende vraag een open vraag:

Hebben jullie gezien wat er gebeurd is?

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak van de volgende vraag een open vraag:

Bent u blij met uw aankoop?

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het verschil tussen een directe en indirecte vraag?

Slide 19 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

directe of indirecte vraag
directe vraag
= je stelt de vraag rechtstreeks aan iemand

indirecte vraag: 
= je vertelt over de vraag die je stelt. 
=> je vraag zit verpakt in een mededelende zin. 

Slide 20 - Diapositive

Bijvoorbeeld:

Interviewer: “Vindt u uw werk als leraar leuk?”
Leraar: “Ja.”
Interviewer: “Wat vindt u er zo leuk aan?”
Leraar: “Ik vind het heel leuk om met kinderen te werken.”
Interviewer: “Wat vindt u daar leuk aan?”
Leraar: “Kinderen hebben zo’n frisse kijk op de wereld, daar word ik vrolijk van. Wij volwassenen zitten soms nog zo vastgeroest in onze eigen denkbeelden. Door te werken met kinderen kom ik daar een beetje los van.”
Zet deze directe vraag om in een indirecte: Sluit jij het raam?

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

controlevraag of doorvragen
Je bouwt verder op eerdere vragen of antwoorden.

Slide 22 - Diapositive

Bijvoorbeeld:

Interviewer: “Vindt u uw werk als leraar leuk?”
Leraar: “Ja.”
Interviewer: “Wat vindt u er zo leuk aan?”
Leraar: “Ik vind het heel leuk om met kinderen te werken.”
Interviewer: “Wat vindt u daar leuk aan?”
Leraar: “Kinderen hebben zo’n frisse kijk op de wereld, daar word ik vrolijk van. Wij volwassenen zitten soms nog zo vastgeroest in onze eigen denkbeelden. Door te werken met kinderen kom ik daar een beetje los van.”
controlevraag
Je stelt een vraag om iets te controleren. Je wil controleren of je het wel goed begrepen hebt. 

Voorbeeld:
Als ik het goed begrijp, heeft u ... ? 
Bedoelt u dat ... ?

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

doorvragen
  • Je stelt een vraag die dieper ingaat op het antwoord van de vorige vraag.
  • Je luistert actief.
  • Je wilt nog meer over het onderwerp
    te weten komen.
  • Voorbeeld: 
    Wat bedoel je daar precies mee?

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefenen: 

1. Stel een open vraag aan je klasgenoot over zijn hobby's. 
2. Deze geeft antwoord op je vraag. 
3. Vat het antwoord samen in eigen woorden.
3. Je stelt nu een vervolgvraag (doorvragen).

Wissel ook eens van rol. 
Hoe vond je het om deze vragen te stellen? 
Geef elkaar een top en een tip!

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

opdracht
Maak opdracht 4 in je werkboek p. 178-179

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions