Stijlstrategie 1 en 2

WELKOM
3 Kader
Welkom
4Va

1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

WELKOM
3 Kader
Welkom
4Va

Slide 1 - Diapositive

We gaan nu 10 minuten lezen
timer
10:00
literatuur lezen

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
Je kunt eenzelfde  mail schrijven op verschillende manieren.
Je kunt experimenteren met schrijfstijl. 

Slide 3 - Diapositive

Stijlstrategie 1 De juiste toon
1. Maak een plaatje in je hoofd van degene(n) aan wie je schrijft.
2. Stel de vraag: hoe is mijn relatie met de lezer(s): bevriend / zakelijk / eerste contact etc.?
3. Bedenk welke aanspreekvorm daarbij prettig is: je of u? Hallo…, Dag…, Beste… etc.

Slide 4 - Diapositive

Stijlstrategie 2: concrete woorden
1. Markeer in je tekst de niet-concrete woorden en de ‘vage formuleringen’ (theorie 7).
2. Bepaal of deze woorden vervangen kunnen worden door concrete formuleringen. Soms kan dat niet: het niet-concrete woord heeft dan een functie. In dat geval: laat het woord staan.
3. Als het wel kan, is de concrete formulering aan te raden.
4. Vage formuleringen zijn soms gewoon overbodig. In dat geval: schrappen.

Slide 5 - Diapositive

Aan de slag
Maak opdracht 2 en 3 op blz. 7 en blz. 9. 
Klaar: ga verder 
 met de eindopdracht op blz. 10.



timer
20:00

Slide 6 - Diapositive

Als je schrijfstijl niet past bij je doelgroep; wat kan er kan gebeuren?
A
Dan kan het dat je doelgroep je tekst niet begrijpt.
B
Het staat prettig/goed contact in de weg.

Slide 7 - Quiz

Een beetje, nogal, de meeste, vaak, men, iemand...
Vage of concrete woorden?
A
Vaag
B
Concreet

Slide 8 - Quiz

Lesdoelen deel 2 les
Je kunt synoniemen, signaalwoorden en verwijzingen herkennen in teksten.

Slide 9 - Diapositive

Om je woordkeus af te wisselen kan je synoniemen gebruiken. Wat is een synoniem?

Slide 10 - Question ouverte

Verwijswoorden
Verbanden tussen woorden en zinnen kunnen ook aangegeven worden met verwijswoorden.

  • Hij, ze, hem, haar, het, deze, die, dat, dit, wat.

Slide 11 - Diapositive

Signaalwoorden en herhalingen

Een tekst zonder signaalwoorden bestaat eigenlijk niet! (Zelfs in boekjes van Nijntje worden signaalwoorden gebruikt).
Zelfs het simpelste woordje 'en' is een signaalwoord.

Ik pakte mijn fiets EN fietste naar school. --> Er wordt iets OPGESOMD!

Slide 12 - Diapositive

Signaalwoorden 
van voorbeeld
Signaalwoorden 
van voorwaarde
Signaalwoorden van opsomming
Signaalwoorden van samenvatting
Signaalwoorden van oorzaak&gevolg
Signaalwoorden van tegenstelling
Signaalwoorden van tijd
Signaalwoorden van middel - doel
daarmee
vervolgens
echter
omdat
kortom
ten tweede
mits
bijvoorbeeld
als
zoals
al met al
vervolgens
hierdoor
want
maar
daarentegen
ook

Slide 13 - Question de remorquage

Maken opdracht 4 en 5 op blz. 12 en 14.

Klaar:
Maak opdracht 6 a en b en opdracht 7 (= huiswerk)

Slide 14 - Diapositive