3. Rivieren

3. Rivieren 
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

3. Rivieren 

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen 
BK
• Je weet waar het water in rivieren vandaan komt.
• Je kent de verschillen tussen de bovenloop, middenloop en benedenloop van een rivier
KGT-TH
• Je weet waar het water in rivieren vandaan komt.
• Je kent de verschillen tussen de boven-, midden- en benedenloop van de rivier.
• Je weet wat een stroomgebied en waterscheiding zijn.

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
HV
• Je weet waar een stroomgebied begint en eindigt.
• Je kent de verschillen tussen de boven-, midden- en benedenloop.
• Je weet welke invloed de stroomsnelheid heeft op het materiaal dat wordt afgezet.

Slide 3 - Diapositive

Rivieren 
Rivieren hebben een standaard indeling en standaard onderdelen. 

Slide 4 - Diapositive

Bron
Benedenloop
Bovenloop
Monding 
Middenloop

Slide 5 - Question de remorquage

Rivieren 
Water stroomt altijd van boven naar beneden. Bovenin stroomt het heel snel (HV: verval) en hoe verder je naar beneden gaat hoe langzamer het water gaat stromen. 
Maar waar blijft wat liggen? 

Slide 6 - Diapositive

grind en stenen, zand en klei
grind, kleine stenen, 
zand en klei
zand en klei
zand en klei

Slide 7 - Question de remorquage

De bovenloop van de Rijn ligt onder andere in............... in ...................
De middenloop van de Rijn ligt in ......................... daar gaat de Rijn al ......................
De benedenloop van de Rijn ligt in ...................... van 
..................... Daar gaat de Rijn zich .....................   

Antwoorden: 
vertakken
Zwitserland 
Nederland
Duitsland 
laagland 
meanderen
de Alpen

Slide 8 - Question de remorquage

Meanderen in de middenloop
In de middenloop kunnen rivieren gaan meanderen. Dit betekent dat rivieren steeds meer gaan kronkelen. 

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Waar is snelheid van het water het hoogst? 
verschil binnenbocht en buitenbocht

Slide 11 - Diapositive

Stroomgebieden
Het gebied waaruit het water via zijrivieren naar de hoofdrivier stroomt. 
Of anders gezegd: een rivier met al haar zijrivieren.
Dit gaan we tekenen. 

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Waterscheiding 
De plek waar een waterdruppel moet kiezen tussen het ene of het andere stroomgebied 
Dit gaan we tekenen.

Slide 14 - Diapositive

Soorten rivieren
Er zijn 3 soorten rivieren:
1. Smeltwater (Rijn)
2. Grondwater (Maas en Schelde)
3. Regenwater (allemaal, vooral Schelde en Maas)

Slide 15 - Diapositive

Formatief toetsen
Ken je nu alles? 

Slide 16 - Diapositive

In welk land ligt de bron van de Rijn? BK
A
Duitsland
B
Frankrijk
C
Nederland
D
Zwitserland

Slide 17 - Quiz

Uit welk soort water bestaat de bron van de Rijn? BK
A
grondwater
B
regenwater
C
smeltwater
D
zeewater

Slide 18 - Quiz

Welk woord past het beste bij de benedenloop van een rivier? BK
A
bron
B
grondwater
C
monding
D
zand

Slide 19 - Quiz

Wat is een goede omschrijving van het begrip riviermonding? TH
A
de gemeente waarin een rivier in zee stroomt
B
de plek onder aan een gletsjer waar een rivier begint
C
de plek waar een rivier in zee stroomt
D
het land waar een rivier in zee stroomt

Slide 20 - Quiz

Bij welke plaats ligt de monding van de Rijn? BK TH
A
Antwerpen
B
Delfzijl
C
Hoek van Holland
D
Rotterdam

Slide 21 - Quiz

Welke NL rivier is in de zomer het meest geschikt voor de scheepvaart? de Waal of de Maas. Leg je antwoord uit. TH

Slide 22 - Question ouverte

Verklaar waarom de Maas een regenrivier is? TH

Slide 23 - Question ouverte

Hoe kun je in het landschap een waterscheiding herkennen? HV

Slide 24 - Question ouverte

Laat met een tekening zien dat je weet wat meanderen is. KB

Slide 25 - Question ouverte

Leg uit waarom grote vrachtschepen alleen in de benedenloop van de rivier kunnen varen. HV

Slide 26 - Question ouverte

Wat moet je nu kunnen en kennen? 
Je moet alle begrippen kunnen uitleggen. 
Je moet de lesdoelen kunnen beantwoorden.
Je moet een samenvatting of een mindmap kunnen maken.

Slide 27 - Diapositive