H. Grammaire: la question

H. Grammaire: la question
leerdoel:
- ik weet hoe ik een vraag stel in het Frans

hoe? online methode en LessonUp
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H. Grammaire: la question
leerdoel:
- ik weet hoe ik een vraag stel in het Frans

hoe? online methode en LessonUp

Slide 1 - Diapositive

De vraag in het Frans
luisteropdracht 30a
Hoor je een vraag of een gewone zin?
--> het belang van leestekens!



Slide 2 - Diapositive

De vraag in het Frans
30b: Hoe stel je een vraag in het Frans?



Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

De vraag in het Frans
1) de vraag (ja / nee vraag)
--> gewone zin ? (Intonatie)
                         Tu aimes le sport?
--> est-ce que + gewone zin ?
                          Est-ce que tu aimes le sport?

opdrachten 30cd



Slide 5 - Diapositive

De vraag in het Frans
Vous regardez un film?


Quand est-ce que vous voulez manger?

Slide 6 - Diapositive

De vraag in het Frans
Vous regardez un film? = Est-ce que vous regardez un film?

--> oui / non

Quand est-ce que vous voulez manger?

--> wanneer? vraagwoord

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

De vraag in het Frans
2) de vraag met een vraagwoord
--> gewone zin + vraagwoord? (Intonatie)
                         Il travaille ?
--> vraagwoord + est-ce que + gewone zin ?
                          est-ce qu'il travaille?

soms andere mogelijkheden - maar dit is de standaard regel



Slide 9 - Diapositive

opdrachten 31 cd

Slide 10 - Diapositive



1) de vraag (ja / nee vraag)
--> gewone zin ? 
                 Tu aimes le sport?

--> est-ce que + gewone zin ?
                 Est-ce que tu aimes le sport?


2) de vraag met een vraagwoord
--> gewone zin + vraagwoord? 
                         Il travaille où?

--> vraagwoord + est-ce que + zin ?
                          Où est-ce qu'il travaille?

soms andere mogelijkheden - maar dit is de standaard regel
De vraag in het Frans

Slide 11 - Diapositive

Au travail
1) quizlet: vraagwoorden

2) LessonUp
geel: vraagwoorden
groen: vraag maken 
blauw: vraag stellen

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Lien

combien
A
hoeveel
B
wanneer
C
waar
D
wie

Slide 14 - Quiz

quand
A
waar
B
wie
C
wanneer
D
hoe

Slide 15 - Quiz

pourquoi
A
wie
B
wat
C
waar
D
waarom

Slide 16 - Quiz

Welk vraagwoord past in de vraag?
Tu viens ...? Je viens à vélo.
A
pourquoi
B
qui
C
comment
D
quand

Slide 17 - Quiz

Welk vraagwoord past in de vraag?
Tu viens ...? Je viens à 8 heures.
A
pourquoi
B
qui
C
comment
D
quand

Slide 18 - Quiz

Welk vraagwoord past in de vraag?

... est-ce que tu vas à la piscine?
Parce que j'aime nager.
A
pourquoi
B
qui
C
comment
D
quand

Slide 19 - Quiz

Welk vraagwoord past in de vraag?

... est-ce que tu manges?
Je mange une pomme.
A
pourquoi
B
qui
C
qu'
D
quand

Slide 20 - Quiz

Maak een vraag van de volgende zin - gebruik est-ce que

Elle aime les fruits.

Slide 21 - Question ouverte

Maak een vraag van de volgende zin - gebruik est-ce que

Nous jouons au foot.

Slide 22 - Question ouverte

Maak een vraag van de volgende zin - gebruik est-ce que + waarom

Vous regardez un film.

Slide 23 - Question ouverte

Maak een vraag van de volgende zin - gebruik est-ce que + wanneer

Elle va à l'école

Slide 24 - Question ouverte

Noteer de vraag die bij het antwoord past:

Ils vont à la mer.

Slide 25 - Question ouverte

Noteer de vraag die bij het antwoord past:

J'aime mes enfants.

Slide 26 - Question ouverte

Noteer de vraag die bij het antwoord past:

Je trouve que l'appartement est grand.

Slide 27 - Question ouverte