Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Bonjour tout le monde!
Classe 3HVa
Le avril
Slide 1 - Diapositive
Le programme d'aujourd'hui
1. Introduction : exercices 1,2,3
2. A Écouter : Exercices 4,5, 6
Alleen je boek op tafel!
Chapitre 5
Slide 2 - Diapositive
Introduction
De belangrijke woorden in het filmpje:
- malade : ziek
- l'infirmière : verpleegkundige
-la harmacie : apotheek
- mal à la tête: hoofdpijn
- mal au ventre: buikpijn
-médicaments : medecijnen
Slide 3 - Diapositive
A ÉCOUTER (Aie, j'ai mal!)
Leerdoel:
Aan het eind van deze paragraaf kun je een gesprek over gezondheid begrijpen, ken je woorden die te maken hebben met gezondheid en weet je hoe je woorden leert met behulp van kaartjes.
Slide 4 - Diapositive
- On écoute et on fait exercices: 4 et 5
- Fais les exercices : 6 et 7
- On corrige exercice :6
Slide 5 - Diapositive
Voc. bron A
Slide 6 - Diapositive
voc. bron A
Slide 7 - Diapositive
vertaal de volgende woorden: 1. ce matin 2. cet aprés -midi 3. à ce soir
Slide 8 - Question ouverte
Vertaal: wat heb je? ik ben niet in vorm . Ik heb 40 graden koorts
Slide 9 - Question ouverte
1. On lit ensemble les mots de la sectionB
2. lis le texte et Fais les exercices : t/m 12
Slide 10 - Diapositive
avoir mal à + lidwoord (le, la, l', les)
Als je wilt zeggen dat je ergens pijn hebt gebruik je avoir mal à + lidwoord.
1. J'ai mal au nez. Ik heb pijn aan mijn neus.
2. J'ai mal à la tête. Ik heb hoofdpijn.
Soms is het lidwoord 'verstopt' (zin 1).
Slide 11 - Diapositive
avoir mal à + lidwoord (le, la, l', les)
J'ai mal à le nez. J'ai mal au nez. Ik heb pijn aan mijn neus.
J'ai mal à la tête. Ik heb hoofdpijn.
J'ai mal à l'oreille. Ik heb oorpijn.
J'ai mal à les dents. J'ai mal aux dents. Ik heb tandpijn.
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
De ontkenning in het Frans
Ik ben in Parijs.
Je suis à Paris.
Ik ben niet in Parijs.
Je ne suis pas à Paris.
Slide 15 - Diapositive
Soms verandert er iets..
Je cherche le prof.
Je ne cherche pas le prof.
J'aime le français.
Je n'aime pas le français.
Wat gebeurt er?
Slide 16 - Diapositive
Zet de ontkenning op de goede plek: Nous habitons à Nice.
Slide 17 - Question ouverte
Zet de ontkenning op de goede plek: Maxime adore le foot.