Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Bonjour tout le monde!
Classe 3HVa
Le 4 avril
Slide 1 - Diapositive
Le programme d'aujourd'hui
1. Introduction : exercices 1,2,3
2. A Écouter : Exercices 4,5, 6
Alleen je boek op tafel!
Chapitre 5
Slide 2 - Diapositive
Introduction
De belangrijke woorden in het filmpje:
- malade : ziek
- l'infirmière : verpleegkundige
-la pharmacie : de apotheek
- mal à la tête: hoofdpijn
- mal au ventre: buikpijn
-médicaments : medecijnen
Slide 3 - Diapositive
A ÉCOUTER (Aie, j'ai mal!)
Leerdoel:
Aan het eind van deze paragraaf kun je een gesprek over gezondheid begrijpen, ken je woorden die te maken hebben met gezondheid en weet je hoe je woorden leert met behulp van kaartjes.
Slide 4 - Diapositive
- On écoute et on fait exercices: 4 et 5
- Fais les exercices : 6 et 7+ (2, 3 introduction)
- On corrige l'exercice :6
Slide 5 - Diapositive
Les devoirs pour mardi le 9 avril
Finis les exercices jusqu'à 8
Apprends le vocabulaire A (FN-NF)
Slide 6 - Diapositive
Voc. bron A
Slide 7 - Diapositive
voc. bron A
Slide 8 - Diapositive
Le programme d'aujourd'hui le 9 avril
1. Paragraaf B lire .
2. Fais les exercices : 9,10, 11, 12,
Alleen je boek op tafel!
Chapitre 5
Slide 9 - Diapositive
B- Lire
Leerdoel, but:
1. Aan het eind van deze paragraaf kun je een artikel over mobieltjes op school begrijpen en ken je woorden die te maken hebben met gezondheid en het lichaam.
2. Ken je woorden die te maken hebben met gezondheid en met lichaam.
Travaille avec ta classe. Lis le titre et l’introduction du texte Portables interdits et fais une enquête dans la classe. Écris au moins (tenminste) un argument pour : ( voor) et un argument contre ( tegen) en néerlandais. Puis discute avec ta classe des arguments en néerlandais.
Interdiction (verbod) des portables pendant les cours
Arguments pour: ...
Arguments contre: ...
Interdiction des portables pendant la récré (pauze)
Arguments pour: ...
Arguments contre: ...
timer
5:00
Slide 11 - Diapositive
Les devoirs
Fais les exercices : 10 b,c ( d= vwo). 11 ,12
Apprends le vocabulaire A et B ( slim stampen)
Slide 12 - Diapositive
vertaal de volgende woorden: 1. ce matin 2. cet aprés -midi 3. à ce soir
Slide 13 - Question ouverte
Vertaal: wat heb je? ik ben niet in vorm . Ik heb 40 graden koorts
Slide 14 - Question ouverte
avoir mal à + lidwoord (le, la, l', les)
Als je wilt zeggen dat je ergens pijn hebt gebruik je avoir mal à + lidwoord.
1. J'ai mal au nez. Ik heb pijn aan mijn neus.
2. J'ai mal à la tête. Ik heb hoofdpijn.
Soms is het lidwoord 'verstopt' (zin 1).
Slide 15 - Diapositive
avoir mal à + lidwoord (le, la, l', les)
J'ai mal à le nez. J'ai mal au nez. Ik heb pijn aan mijn neus.
J'ai mal à la tête. Ik heb hoofdpijn.
J'ai mal à l'oreille. Ik heb oorpijn.
J'ai mal à les dents. J'ai mal aux dents. Ik heb tandpijn.
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
De ontkenning in het Frans
Ik ben in Parijs.
Je suis à Paris.
Ik ben niet in Parijs.
Je ne suis pas à Paris.
Slide 19 - Diapositive
Soms verandert er iets..
Je cherche le prof.
Je ne cherche pas le prof.
J'aime le français.
Je n'aime pas le français.
Wat gebeurt er?
Slide 20 - Diapositive
Zet de ontkenning op de goede plek: Nous habitons à Nice.
Slide 21 - Question ouverte
Zet de ontkenning op de goede plek: Maxime adore le foot.