Herhalen leerjaar 1hv

Welkom 2F! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • agenda
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom 2F! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • agenda

Slide 1 - Diapositive

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 2 - Diapositive

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Vandaag...
  • Wat weet je nog? 
  • Oefenen / leren 

Slide 3 - Diapositive

Huiswerk
Dinsdag 28 november:
  • Lezen - Herhaling leerjaar 1hv: opdr. 1 t/m 3 + 9

Slide 4 - Diapositive

Leesstrategieën
Er zijn verschillende manieren om een tekst te lezen: leesstrategieën.
  • oriënterend lezen (vaststellen waarover de tekst gaat - het onderwerp);
  • globaal lezen (vaststellen welke kanten van het onderwerp worden besproken  - deelonderwerpen);
  • precies lezen (een tekst helemaal goed begrijpen);
  • zoekend lezen (bruikbare informatie in een tekst vinden)/

Slide 5 - Diapositive

onderwerp en hoofdgedachte
Het onderwerp: met één woord of een paar woorden zeggen waarover de tekst gaat. 
Lees de tekst oriënterend en vraag jezelf: waarover gaat deze tekst?

De hoofdgedachte van een tekst is één volledige zin die het belangrijkste samenvat wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt. (Is nooit een vraag!)
Lees de tekst precies. Soms staat de hoofdgedachte letterlijk aan het begin of eind van de tekst. Stel jezelf anders de vraag: wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt?


Slide 6 - Diapositive

Tekstdoelen
Elke tekst wordt geschreven met een doel: de schrijver wil iets bereiken. Vaak heeft een tekstsoort een vast tekstdoel.

Slide 7 - Diapositive

Alinea's en kernzinnen
Teksten zijn verdeeld in alinea’s. Een alinea bestaat uit een aantal zinnen die bij elkaar horen, omdat ze over hetzelfde gaan. 

De belangrijkste informatie staat in de kernzin: meestal de eerste zin en soms de laatste. Heel soms ook de tweede zin. In de zinnen voor of na de kernzin staat dan een nadere uitleg of een voorbeeld. 



Slide 8 - Diapositive

Opbouw van de tekst
Een tekst bestaat uit:
  • een inleiding; 
  • een middenstuk;
  • een slot. 









Slide 9 - Diapositive

De inleiding
De functies van de inleiding:
  • de lezer nieuwsgierig maken naar de rest van de tekst (voorbeeld, anekdote); 
  • duidelijk maken wat het onderwerp van de tekst is (één of meer vragen stellen)


Slide 10 - Diapositive

Het slot
In een slot vind je meestal:
  • een conclusie (de hoofdgedachte) te herkennen aan signaalwoorden als 'dus', 'daarom' 
  • een korte samenvatting te herkennen aan signaalwoorden als 'kortom' en 'al met al'.

Daarnaast vind je in het slot soms:
  • een aanbeveling (een advies);
  • een aansluiting bij de inleiding, zodat het verhaal mooi ‘rond’ is;
  • een toekomstverwachting.

Niet alle teksten hebben een ‘echt’ slot (bijv. een nieuwsbericht).




Slide 11 - Diapositive

Tekst: 
'De eerlijkste banden die er zijn'

Slide 12 - Diapositive

Opdrachten bij de tekst
  1. Wat is het onderwerp van de tekst?
  2. Op welke manier maakt de auteur de lezer nieuwsgierig naar de rest van de tekst? 

Slide 13 - Diapositive

Opdrachten bij de tekst
Het tekstgedeelte na de inleiding kan in vier delen verdeeld worden. Boven deze vier delen passen achtereenvolgens de volgende kopjes:
  • deel 1: Echte vriendschap
  • deel 2: Echte vrienden
  • deel 3: Voordelen van vriendschappen
  • deel 4: Meer aandacht en waardering

3. Bij welke alinea begint deel 2?
4. Bij welke alinea begint deel 3?



Slide 14 - Diapositive

Opdrachten bij de tekst
5. ‘Vriendschappen zijn de ultieme onbaatzuchtige relaties, zegt hoogleraar sociologie Beate Volker.’ (al. 2) Wat bedoelt ze daarmee?






Slide 15 - Diapositive

Opdrachten bij de tekst
5. ‘Vriendschappen zijn de ultieme onbaatzuchtige relaties, zegt hoogleraar sociologie Beate Volker.’ (al. 2) Wat bedoelt ze daarmee?
6. ‘Echte vrienden geven elkaar ontzettend veel credit.’ (al. 2) Wat bedoelt de auteur daarmee?





Slide 16 - Diapositive

Opdrachten bij de tekst
5. ‘Vriendschappen zijn de ultieme onbaatzuchtige relaties, zegt hoogleraar sociologie Beate Volker.’ (al. 2) Wat bedoelt ze daarmee?
6. ‘Echte vrienden geven elkaar ontzettend veel credit.’ (al. 2) Wat bedoelt de auteur daarmee?
7. Wat is de kernzin van alinea 3?






Slide 17 - Diapositive

Opdrachten bij de tekst
5. ‘Vriendschappen zijn de ultieme onbaatzuchtige relaties, zegt hoogleraar sociologie Beate Volker.’ (al. 2) Wat bedoelt ze daarmee?
6. ‘Echte vrienden geven elkaar ontzettend veel credit.’ (al. 2) Wat bedoelt de auteur daarmee?
7. Wat is de kernzin van alinea 3?
8. ‘(…) maar in de praktijk hebben de meeste mensen een schil met meestal één à twee echt goede vrienden (…)’. (al. 5) Wat wordt bedoeld met ‘een schil’?







Slide 18 - Diapositive

Opdrachten bij de tekst
9. Noteer op basis van de informatie in alinea 6 wat er in de vakjes a, b en c moet worden ingevuld. Noteer alleen de letters. Een pijltje betekent ‘het gevolg is’.
          
a           ->           b ->           c ->          We hebben minder last van ziektes en                                                                                  andere gezondheidsklachten. 








Slide 19 - Diapositive

Opdrachten bij de tekst
9. Noteer op basis van de informatie in alinea 6 wat er in de vakjes a, b en c moet worden ingevuld. Noteer alleen de letters. Een pijltje betekent ‘het gevolg is’.
          
a           ->           b ->           c ->          We hebben minder last van ziektes en                                                                                  andere gezondheidsklachten. 

10. Welk advies bevat alinea 7?









Slide 20 - Diapositive

Opdrachten bij de tekst
11. Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
A.  Dankzij vrienden hebben we minder last van ziektes en andere             
      gezondheidsklachten.
B.  De meeste mensen hebben één à twee echt goede vrienden en tien tot 
      twaalf minder goede vrienden.
C. Echte vrienden kunnen zichzelf zijn bij elkaar en ze hebben in de regel 
     dezelfde interesses.
D. Vriendschappen zijn de eerlijkste relaties die er zijn en hebben een 
     positief effect op de gezondheid.
 

Slide 21 - Diapositive

Opdrachten bij de tekst
12. Lees tekst 2, een vraag uit een probleemrubriek in de krant. Kun je op basis van tekst 1 de ‘dierbare vrienden’ uit tekst 2 ‘echte vrienden’ noemen? Leg je antwoord uit.



 

Slide 22 - Diapositive

Opdrachten bij de tekst
12. Lees tekst 2, een vraag uit een probleemrubriek in de krant. Kun je op basis van tekst 1 de ‘dierbare vrienden’ uit tekst 2 ‘echte vrienden’ noemen? Leg je antwoord uit.

13. Hebben tekst 1 en 2 hetzelfde tekstdoel? Leg je antwoord uit.


 

Slide 23 - Diapositive

Aan de slag!
Maak opdr. 1 t/m 3 + 9 van Leesvaardigheid
Open het online boek - Cursus 1 Meer dan lezen - P1 Herhaling leerjaar 1hv

Klaar?
  • maak een samenvatting;
  • oefenen met de woordsoorten (NN Online);
  • lezen in je leesboek


timer
25:00

Slide 24 - Diapositive

Huiswerk
Dinsdag 28 november:
  • Lezen - Herhaling leerjaar 1hv: opdr. 1 t/m 3 + 9

Slide 25 - Diapositive