Grammatica les 2: voornaamwoorden

Grammatica les 2
Aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Grammatica les 2
Aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Planning
  • Huiswerk bespreken
  • Startvraag
  • Uitleg
  • Aan de slag 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk voornaamwoord in de volgende zin is een onbepaald voornaamwoord?

'Hoe bestel jij iets te drinken voor mij in het Frans?'
A
Hoe
B
jij
C
mij
D
iets

Slide 3 - Quiz

D) Correct antwoord ("iets" is een onbepaald voornaamwoord): De leerling herkent onbepaalde voornaamwoorden goed. → Zelfstandig aan de slag
A) Fout – "hoe" is een vragend voornaamwoord: De leerling verwart vragende en onbepaalde voornaamwoorden. → Extra oefening nodig
B of C) Fout – geen vragend, aanwijzend of onbepaald voornaamwoord: De leerling heeft moeite met het herkennen van de voornaamwoorden in het algemeen. → Verlengde instructie nodig
Antwoord D: maak opdracht 5 op blz. 217
Antwoord A: maak opdracht 1 t/m 3 op blz. 217
Antwoord B of C: instructie
Had je antwoord D, maar heb je gegokt? Dan is het verstandig om mee te doen met de instructie.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aanwijzend voornaamwoord

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vragend voornaamwoord 

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Onbepaald voornaamwoord
Je gebruikt het onbepaald voornaamwoord duidt een persoon of een zaak aan, maar zegt niet precies wie of wat bedoeld wordt. 

Iemand, niemand, iedereen, men, menigeen, het, (zo)iets, niets, alles, elk(e), ieder(e), menig(e), wat, ene, (een) zekere, een of ander(e)

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Drie lastige gevallen:
- Het woordje je is onbepaald voornaamwoord als het men betekent:
Zulke goedkope schaatsen kun je maar beter niet kopen.
- Het woordje wat is onbepaald voornaamwoord als het  iets betekent:
Heb je nog wat gekocht?
- Het woordje het is onbepaald  voornaamwoord als het niet naar iets verwijst, maar tijd, weersomstandigheden of sfeer aangeeft:
- Het is vier uur en het is het guur.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Wie zou er nog iets geven voor zulke oude barbiepoppen?
WIE =
A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw
C
onbepaald vnw

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Wie zou er nog iets geven voor zulke oude barbiepoppen?
IETS =
A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw
C
onbepaald vnw

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Wie zou er nog iets geven voor zulke oude barbiepoppen?
ZULKE =
A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw
C
onbepaald vnw

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

2. Men vraagt zich af of die paddenstoelen wel gezond zijn, maar menigeen eet ze ondanks de twijfel toch.

MEN =
A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw
C
onbepaald vnw

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

2. Men vraagt zich af of die paddenstoelen wel gezond zijn, maar menigeen eet ze ondanks de twijfel toch.

DIE =
A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw
C
onbepaald vnw

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

2. Men vraagt zich af of die paddenstoelen wel gezond zijn, maar menigeen eet ze ondanks de twijfel toch.

MENIGEEN =
A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw
C
onbepaald vnw

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

3. Ik moet iemand om hulp vragen, want dit klusje kan ik zelf niet aan.

IEMAND =
A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw
C
onbepaald vnw

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

3. Ik moet iemand om hulp vragen, want dit klusje kan ik zelf niet aan.

DIT =
A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw
C
onbepaald vnw

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

3. Ik moet iemand om hulp vragen, want dit klusje kan ik zelf niet aan.

ZELF =
A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw
C
onbepaald vnw

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

4. Mevrouw, heeft u misschien wat over voor de Nierstichting?

WAT =
A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw
C
onbepaald vnw

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

5. Weten jullie voor welke artiest iedereen hier in de rij staat?

WELKE =
A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw
C
onbepaald vnw

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

5. Weten jullie voor welke artiest iedereen hier in de rij staat?

IEDEREEN =
A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw
C
onbepaald vnw

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

6. Jos probeerde alles om ook zo'n leuke vriendin te krijgen, maar niets werkte.

NIETS =
A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw
C
onbepaald vnw

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

6. Jos probeerde alles om ook zo'n leuke vriendin te krijgen, maar niets werkte.

ALLES =
A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw
C
onbepaald vnw

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

6. Jos probeerde alles om ook zo'n leuke vriendin te krijgen, maar niets werkte.

ZO'N =
A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw
C
onbepaald vnw

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag
Antwoord D: maak opdracht 5 op blz. 217
Antwoord A: maak opdracht 1 t/m 3 op blz. 217
Antwoord B of C: maak opdracht 1 t/m 3 op blz. 217

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions