Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Hoeveel spaarmotieven zijn er?
Leerdoel 1
A
3
B
4
C
5
D
2
Slide 1 - Quiz
Je kunt verschillende redenen hebben om te sparen. Redenen om te sparen noem je ...
Leerdoel 1
A
Spaarredenen
B
Spaarmotivatie
C
Spaarmotieven
D
Reserveer redenen
Slide 2 - Quiz
Manon heeft een bijbaantje bij een supermarkt. Het geld dat ze hiermee verdient, spaart zij om later een scooter te kunnen kopen. Haar moeder heeft ook geld gespaard. “Je weet nooit waarvoor je het nodig hebt”, zegt haar moeder.
Van welke twee spaarmotieven is hier sprake?
Leerdoel 1
A
van sparen voor een doel en sparen voor de rente
B
van sparen voor een doel en sparen uit voorzorg
C
van sparen voor de rente en sparen uit voorzorg
D
van sparen voor een doel en sparen voor de rente
Slide 3 - Quiz
Bij welke rentevorm kan de rente veranderen?
Leerdoel 2
A
Vaste rente
B
Variabele rente
Slide 4 - Quiz
De meeste rente ontvang je met
Leerdoel 2
A
enkelvoudige rente
B
samengestelde rente
Slide 5 - Quiz
Rente die telkens na afloop van een jaar apart wordt uitgekeerd. Je spaartegoed zelf verandert niet.
Leerdoel 2
A
Variabele rente
B
vaste rente
C
Enkelvoudige rente
D
Samengestelde rente
Slide 6 - Quiz
Als het rentepercentage tijdens de afgesproken periode hetzelfde blijft, krijg je .....
Leerdoel 2
A
Variabele rente
B
vaste rente
C
Enkelvoudige rente
D
Samengestelde rente
Slide 7 - Quiz
kredieten komen van
Kredieten gaan naar
De betaalde rente van de bank gaat naar
Het spaargeld gaat naar
Het spaargeld komt van
De ontvangen rente van de bank komt van
Slide 8 - Question de remorquage
Welke rente is hoger?
Leerdoel 2
A
de spaarrente
B
de rente van een lening
Slide 9 - Quiz
Juist of onjuist? Op een spaardeposito krijg je een variabele rente.
Leerdoel 3
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quiz
Wat is een spaarrekening waarop je een groter bedrag voor een bepaalde tijd vast zet?
Leerdoel 3
A
Belegging
B
Obligatie
C
Spaardeposito
D
Hypotheek
Slide 11 - Quiz
Spaardeposito: € 1.500,- Looptijd 3 jaar: 1,2% rente Hoeveel is het spaartegoed na 3 jaar?
Leerdoel 3
A
€ 54,-
B
€ 54,65
C
€ 1.554
D
€ 1.554,65
Slide 12 - Quiz
Kapitaal € 123.987,- Rente 1,3% Bereken de rente als het geld 7 maanden op je rekening staat
Leerdoel 4
A
€ 938,73
B
€ 742,48
C
€ 940,23
D
€ 983,37
Slide 13 - Quiz
Kapitaal € 413.960,- Rente 0,3% Bereken de rente als het geld 355 dagen op je rekening staat
Leerdoel 4
A
€ 1.224,63
B
€ 1.207,85
C
€ 5.234,04
D
€ 1.207,86
Slide 14 - Quiz
Kapitaal € 36.158,- Rente 3,4% Bereken de rente als het geld 17 weken op je rekening staat
Leerdoel 4
A
€ 401,91
B
€ 417,99
C
€ 1.741,61
D
€ 394,33
Slide 15 - Quiz
Kapitaal € 129.587,- Rente 1,3% Bereken het eindkapitaal als het geld 7 jaar op je rekening staat
Leerdoel 5
A
€ 141.849,41
B
€ 141.846,94
C
€ 141.379,42
D
€ 141.849,42
Slide 16 - Quiz
Kapitaal € 73.860,- Rente 1,3% Bereken de rente als het geld 35 jaar op je rekening staat
Leerdoel 5
A
€ 33.606,30
B
€ 42.215,32
C
€ 37.910,81
D
€ 117.569,68
Slide 17 - Quiz
Kapitaal € 9.155,- Rente 2,4% Bereken het eindkapitaal als het geld 17 jaar op je rekening staat
Leerdoel 5
A
€ 13.701,17
B
€ 4.546,17
C
€ 3.735,24
D
€ 12.890,24
Slide 18 - Quiz
Er zijn vier verschillende spaarvormen
Leerdoel 6
A
juist
B
onjuist, er zijn er 2
C
onjuist er zijn er 3
Slide 19 - Quiz
Als je je geld voor langere tijd vast zet om te sparen dan heet dit een
Leerdoel 6
A
desposito
B
posidebo
C
deposito
D
desposibo
Slide 20 - Quiz
Als je je geld voor langere tijd vast zet om te sparen dan krijg je minder rente
Leerdoel 6
A
onjuist
B
juist
Slide 21 - Quiz
Twee vormen van beleggen zijn aandelen en rendement
Leerdoel 7
A
onjuist
B
juist
Slide 22 - Quiz
Aandelen kopen is risicovoller dan obligaties kopen
Leerdoel 7
A
onjuist
B
juist
Slide 23 - Quiz
Het risico van beleggen is
Leerdoel 8
A
dat je geld minder waard kan worden
B
dat je niet over je geld kunt beschikken
C
dat je je geld kwijt kunt raken
D
nihil, er kan weinig gebeuren
Slide 24 - Quiz
Leerdoel 8
Aandeel
Obligatie
rendement is dividend
Rendement is rente
Je koopt een gedeelte van een bedrijf
Je leent geld uit aan een bedrijf of de overheid
Slide 25 - Question de remorquage
Aandelen kopen is minder verstandig als het kopen van obligaties
Leerdoel 9
A
juist
B
onjuist
Slide 26 - Quiz
Het risico van aandelen is dat je al je ingelegde geld kunt kwijtraken.
Leerdoel 9
A
juist
B
onjuist
Slide 27 - Quiz
Rendement is wat je aandeel waard is als je het gaat verkopen
Leerdoel 10
A
juist
B
onjuist
Slide 28 - Quiz
Rendement is wat je met je aandelen verdient
Leerdoel 10
A
juist
B
onjuist
Slide 29 - Quiz
Het rendement op je aandelen is het dividend wat je ontvangen hebt en de koerswinst die je hebt gemaakt