Spelling 1-2-3

Goed of fout?
Chaos
A
Goed
B
Fout
1 / 36
suivant
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Goed of fout?
Chaos
A
Goed
B
Fout

Slide 1 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Goed of Fout?
Reunie
A
Goed
B
Fout

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Goed of Fout?
Autoongeluk
A
Goed
B
Fout

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Verbeter de verkeerd gespelde woorden
Reunie en Autoongeluk
Tekst

Slide 4 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij welke klinkers is er géén sprake van klinkerbotsing in een samenstelling?
A
ao
B
eu
C
ou
D
ui

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij welke klinkers is er sprake van klinkerbotsing in een samenstelling?
A
aa
B
ea
C
ia
D
oa

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat doen we als twee klinkers botsen?
In een woord of afleiding: met een trema

- reunie [fout] → reünie
- geergerd [fout] → geërgerd
- officiele [fout] → officiële
- tweeentwintig [fout] → tweeëntwintig



Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


In een samenstelling: met een verbindingstreepje


- meeeter [fout] → mee-eter


Wat doen we als twee klinkers botsen?

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Gebruik van koppelteken. Maak de omschrijving af: Je gebruikt een koppelteken als ...
A
het een moeilijk woord is
B
als er een klinkerbotsing dreigt
C
als je het woord niet goed kan lezen
D
als het een buitenlands woord is

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord is goed?
A
poëzie
B
ge-etter
C
drieen
D
feën

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord is juist gespeld?
A
geinformeerd
B
geinterviewd
C
creeëren
D
kopiëren

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord is juist gespeld?
A
bacteriën
B
genieen
C
vacuum
D
ruine

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn allemaal korte klanken?
A
gat, dun, waar
B
bot, oor, fris
C
met, lap, vol
D
mis, muur, flap

Slide 14 - Quiz

Lange klanken:
A: waar
B: oor
D: muur
Wat zijn allemaal lange klanken?
A
mees, vraag, wordt
B
gaar, mis, Luuk
C
want, moord, blaar
D
muur, roos, laars

Slide 15 - Quiz

Korte klanken:
A: wordt (let op: er staat niet 'woord')
B: mis
C: want
Woorden die eindigen op een klinker mer een lange klank, zoals foto

Slide 16 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

 Korte en lange klanken 
Veel woorden en namen eindigen op een klinker: 
Milou, code, cadeau, spray, opa, Theo, paraplu, taxi.

Bij dubbelklanken en korte klanken is er geen uitspraakprobleem als je er letters achter zet:
Miloutje, codes, cadeautje, cadeaus, sprays.



Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

       Korte en lange klanken 
Bij de meeste lange klanken ontstaat er wel een uitspraakprobleem als je er letters achter zet:
opatje, 
paraplutje, 
taxis.

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Maken we het woord kleiner?
We zetten er een  extra klinker tussen:

  • foto-fotootje
  • opa-opaatje
  • paraplu-parapluutje
  • taxi-axietje

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Let op!

Bij woorden op é zet je er een e bij en het accentteken vervalt.
- café → cafeetje
Als je geen extra letters kunt zetten, dan gebruik je een apostrof:
- baby → baby’tje
Bij afkortingen en tekens gebruik je ook een apostrof:
- wc → wc’tje

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zetten we het woord in het meervoud:
We gebruiken hoge komma s:
  • cabrio - cabrio's
  •  camera - camera's
  • accu - accu's
  • baby - baby's

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is goed geschreven?
A
Babies
B
Babie's
C
Baby's
D
Babys

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is goed geschreven?
A
Bureaus
B
Bureau's
C
Buroos
D
Buroo's

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is goed geschreven?
A
Opa'tje
B
Opaatje
C
Opaa'tje
D
Opáatje

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Tussenletters

Als je twee of meerdere woorden aan elkaar plakt, dan noemen we dat een samenstelling.

Als je deze aan elkaar plakt, heb je soms een tussenletter nodig, zoals -en, -e of -s.

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Als het meervoud van het eerste deel van de samenstelling eindigt op -en, dan gebruik je -en als tussenletter.

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord is juist geschreven?
A
groentesoep
B
groentensoep
C
groentessoep

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak een samenstelling van de woorden:
trap + huis

Slide 28 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord is goed geschreven?
A
gedachtengang
B
gedachtesgang
C
gedachtegang

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak een samenstelling van de woorden:
stoel + dans

Slide 30 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord is goed geschreven?
A
braamsap
B
bramensap
C
bramesap

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord is goed geschreven?
A
lerarenkamer
B
lerarekamer

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord is goed geschreven?
A
tarwesbrood
B
tarwenbrood
C
tarwebrood

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord is goed geschreven?
A
bessesap
B
bessensap

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Tussenletter in samenstellingen

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke samenstellingen zijn goed?
A
Manenschijn, reuzeleuk, aspergessoep
B
Maneschijn, reuzeleuk, aspergesoep
C
Manenschijn, reuzenleuk, aspergesoep
D
Manenschijn, reuzeleuk, aspergesoep

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions