Les 5

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

Thema School

Les 5

Oefening 1

1. Laat de leerlingen werkblad 1 erbij pakken. 

   Wat zie je op de foto's?

2. Stel vragen, bijvoorbeeld:

- Wat doen de leerlingen op deze foto?

- Waarom zitten ze niet naast elkaar? Niet                 samen/in een groepje?

3. Bespreek woorden als examen en toets.

4. Bespreek waarom de personen op de foto niet           naast elkaar zitten. Bespreek eventueel de                 woorden spieken en/of afkijken.

Oefening 2

1. Schrijf het woord toets op het bord en lees de volgende tekst voor:

Dit is de agenda van Heng. Hij heeft deze week een toets. Kijk maar. Dit is de agenda van Heng. Wanneer is de toets?

2. Doe hetzelfde voor Akram.

3. Doe hetzelfde voor Lisa.

Oefening 3

1. Laat de leerlingen de agenda van Heng erbij pakken (werkblad 2).

2. Vraag nogmaals:

- Wanneer heeft Heng een toets?

- Wat voor toets heeft Heng?

3. Vertel (nogmaals) dat Heng op school ook Engels leert. De Engelse taal. Net zoals de leerlingen Nederlands op school leren.

4. Vraag:

- Wat moet Heng doen voor de toets?

5. Bespreek de woorden: huiswerk, sturen, woorden leren, onthouden (uit het hoofd leren) en niet vergeten.

6. Laat de woorden ook nazeggen.

Oefening 4

1. Vertel dat je een dialoog voor gaat lezen tussen          Heng en een vriend.

2. Lees de tekst links eerst een keer langzaam voor.

3. Vraag: Met wie praat Heng?

4. Lees de tekst nog een keer voor en vraag:

- Wanneer is de toets?

- Voor welk vak?

- Hoeveel woorden moet Heng leren?

5. Lees eventueel nog een keer voor als de                        bovenstaande stap te groot is.

6. Bespreek daarna of de leerlingen ook huiswerk          maken. Of zij ook woorden leren en hoe ze dat            doen.

M: Hoi Heng, hoe gaat het?

H: Hoi Mustafa, prima. En met jou?

M: Goed, joh. Hoe gaat het op school?

H: Ik heb overmorgen een toets, ik moet veel leren,         pff.

M: Welk vak is het?

H: Engels.

M: Wat moet je leren?

H: Heel veel woorden.

M: Hoeveel woorden dan?

H: 50.

M: Pff, dat is veel.

H: Ja, ik moet hard studeren. Ik wil de woorden               onthouden.

M: Nou, succes!

Oefening 5

1. Laat de afbeeldingen van Heng en Maria zien.

2. Lees de volgende tekst langzaam voor:

- Heng is op school.

- Vandaag heeft hij een toets Engels.

- Heng praat met Maria.

H: Hoi Maria, hoe gaat het?

M: Hoi Heng, goed, En met jou?

H: Goed, veel studeren, he.

M: Nee, ik niet, ik heb geen zin. Ik kijk tv.

H: Oh, maar wij hebben een toets.

M: Ja, dat weet ik.

H: Oei, dat is niet goed.

M: Mag ik bij jou spieken?

H: Nee, dat mag niet.

M: O, alsjeblieft.

H: Nee, sorry. Je moet studeren.

M: Ja, dat klopt. Maar ik heb geen tijd.

H: De volgende keer moet je goed leren.

M: Ja, oké, dat is waar. Je hebt gelijk.

Oefening 5 (vervolg)

3. Vraag:

- Met wie praat Heng?

4. Lees de tekst nog een keer en vraag:

- Wat is er vandaag?

- Wat vraagt Maria?

- Wat zegt Heng?

5. Vraag daarna de mening van de leerlingen:

- Moet Heng Maria helpen?

1. Lees de eerste zin duidelijk voor.

2. Tel de woorden terwijl je meetelt op je vingers.        Laat de leerlingen meetellen.

3. Lees de zin nog een keer en laat de leerlingen          samen met jou de zin herhalen.

4. Laat de leerlingen de zin als klas (zonder jou)            herhalen.

5. Zeg de zin nog een keer in een sneller tempo.

6. Laat de leerlingen de zin nog een keer zeggen.

7. Spreek steeds sneller en kijk hoe snel de                    leerlingen kunnen.

8. Herhaal met de rest van de zinnen.

Zinnen

Ik heb morgen een toets.

Voor welk vak?

Engels.

Moet je veel leren?

Ja, veel woorden.

Ik moet veel onthouden.

Ik wil een goed cijfer.

Succes met de toets.

Ja, dankjewel.

Luister en zeg na.

Laat de leerlingen nu online les 5 maken op www.ncbstart.nl.