Sinterklaas gedichten

Het Sinterklaasgedicht
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Het Sinterklaasgedicht

Slide 1 - Diapositive

Doel
Aan het einde van de les weet je wat een strofe is, je kunt een rijmschema herkennen en je kunt een eigen Sinterklaasgedicht schrijven. 

Slide 2 - Diapositive

Lieve tiener, daar ben je dan,
Met je telefoon altijd in de hand.
Snapchat, Insta, urenlang scrollen,
Maar je kamer opruimen? Nee, dat blijft dollen.

Piet vroeg zich af: “Wat doen ze toch graag?”
Ik zei: “Chillen en slapen, de hele dag!”
Maar goed, hier is je cadeau – geniet ervan snel,
En misschien zie ik je volgend jaar weer wel.

Groetjes van Sinterklaas (en Piet, die nu wil chillen).
Lieve tiener, daar ben je dan,
Met je telefoon altijd in de hand.
Snapchat, Insta, urenlang scrollen,
Maar je kamer opruimen? Nee, dat blijft dollen.

Piet vroeg zich af: “Wat doen ze toch graag?”
Ik zei: “Chillen en slapen, de hele dag!”
Maar goed, hier is je cadeau – geniet ervan snel,
En misschien zie ik je volgend jaar weer wel.

Groetjes van Sinterklaas (en Piet, die nu wil chillen).

Slide 3 - Diapositive

kenmerken van gedichten

Slide 4 - Carte mentale

Kenmerken van gedichten
Gedichten herken je meteen aan zijn UITERLIJKE vorm: de regels zijn kort en er staat veel wit om de regels van een gedicht.

  • Sommige woorden hebben meerdere betekenissen
  • woorden worden herhaald
  • opbouw in strofen

Soms kom je de volgende kenmerken tegen:
  • de woorden aan het eind van de regels rijmen
  • klank is belangrijk

Slide 5 - Diapositive

Strofe in een gedicht
Voor en na de strofe bevindt zich een witregel. 
Een strofe kan bestaan uit twee, drie, vier of meerdere regels. 

strofe met twee regels = distichon
strofe met drie regels = terzet 
strofe met vier regels (meest gekozen) = kwatrijn
strofe met vijf regels = kwintet

Slide 6 - Diapositive

Rijmschema slag (AAAA)
Als een gedicht een rijmschema heeft, betekent het dat de woorden in het gedicht rijmen.

voorbeeld: 
De Sint komt aan met zijn boot, (A)
Hij ligt in de haven, het stoplicht staat op rood. (A)
De pakjes zijn dit jaar allemaal groot, (A)
het inpakpapier is goud met rood. (A)

Slide 7 - Diapositive

Rijmschema gepaard (AABB)
Als een gedicht een rijmschema heeft, betekent het dat de woorden in het gedicht rijmen.

voorbeeld: 
De Sint komt aan met zijn boot, (A)
Hij ligt in de haven, het stoplicht staat op rood. (A)
De pakjes liggen op zijn kantoor, (B)
ook jouw pakje zit erbij, hoor! (B)

Slide 8 - Diapositive

Rijmschema gekruisd (ABAB)
Als een gedicht een rijmschema heeft, betekent het dat de woorden in het gedicht rijmen.

voorbeeld: 
De Sint komt aan met zijn boot, (A)
de pakjes liggen op zijn kantoor. (B)
Hij ligt in de haven, het stoplicht staat op rood. (A)
ook jouw pakje zit erbij, hoor! (B)

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Figuurlijk taalgebruik
Figuurlijk taalgebruik wil zeggen dat je een woord of uitdrukking niet de letterlijke betekenis gebruikt. 

Vooral in spreekwoorden en uitdrukkingen is figuurlijk taalgebruik zo vaak gebruikt, dat het afgezaagd is geworden

Slide 11 - Diapositive

Figuurlijk of letterlijk?
  1. De mentor zegt: ‘Die leerling heeft een schop onder zijn kont nodig.’ 

2.  Het vervelende kind schopt het andere kind tegen zijn kont. 


Slide 12 - Diapositive

Eisen aan het gedicht
minimaal 12 regels /  3 strofen
(geen scheldwoorden / beledigende teksten) 
GPT is niet toegestaan, Mick's rijmwoordenboek wel!


Slide 13 - Diapositive