1.1 De Nederlandse staatsinrichting nu

Weet jij nog enkele namen van de 10 tijdvakken?
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Weet jij nog enkele namen van de 10 tijdvakken?

Slide 1 - Diapositive

Welk tijdvak komt NIET aan bod in het examenjaar?
A
Burgers & Stoommachines
B
De Wereldoorlogen
C
Pruiken & Revoluties
D
Televisie & Computers

Slide 2 - Quiz

Wie bepaalt wat de examenonderwerpen zijn bij het vak Geschiedenis?
A
De geschiedenisdocent
B
Het ministerie van Onderwijs
C
De uitgeverijen
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist

Slide 3 - Quiz

Bekijk de inhoudsopgave van het lesboek.

De 6 onderwerpen zijn:

1. Nederland van 1848 tot 1914

2. Europa in de jaren 1914-1939

3. Nederland in de jaren 1914-1939

4. De Tweede Wereldoorlog

5. De wereld na 1945

6. Nederland na 1945

Welk onderwerp lijkt jou het meest/ minst interessant? En waarom?

Slide 4 - Diapositive

Hoofdstuk 1 gaat over 'staatsinrichting'

Wat is staatsinrichting?


Staatsinrichting is de wijze waarop de staat, zijn regering en zijn bestuur zijn ingericht.

  • Bij geschiedenis leer je vooral hoe dit in Nederland is ontstaan;
  • Bij maatschappijleer leer je vooral hoe dit in Nederland werkt.

Slide 5 - Diapositive

§1.1 De Nederlandse staatsinrichting nu
  • Monarchie en republiek
  • Is Nederland een monarchie of een republiek? En waarom?


  • Ook kent Nederland een parlementaire democratie. Wat is dat?
  • Democratie: letterlijk betekenis --> heerschappij van het volk.
  • Parlement: een volksvertegenwoordiging met een 1e en 2e kamer.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Wat staat in artikel 1 in de grondwet?
A
Recht op gelijke behandeling
B
Vrijheid van meningsuiting
C
De scheiding van de 3 machten
D
Aanwezigheid van vrije en eerlijke verkiezingen

Slide 8 - Quiz

Rechtsstaat
  • Nederland is een constitutionele monarchie. Wat is dat?
  • Een koninkrijk met een grondwet, waarin de grondrechten staan
  • Nederland heeft een machtenscheiding.
  • Welke 3 machten?


Slide 9 - Diapositive

Waaruit blijkt dat Nederland een rechtsstaat is?
A
De rechten van de burgers worden bepaald door het staatshoofd.
B
De rechten van de burgers zijn vastgelegd in wetten.
C
De regering heeft geen invloed op de wetgevende macht.
D
De regering heeft invloed op de uitspraken van de rechten.

Slide 10 - Quiz

Regering en parlement

Tweede Kamer heeft wetgevende bevoegdheden als:

- recht van amandement (wetsvoorstel wijzigen);

- recht van initiatief (wetsvoorstel indienen)

Beide kamers hebben dezelfde controlerende bevoegdheden als;

- recht van budget (uitgaven vd regering verbieden);

- recht van interpellatie (uitleg aan kabinet vragen)

- recht van enquete (uitgebreid onderzoek doen)

Slide 11 - Diapositive

Welke uitspraak over de regering en parlement is juist?
A
het recht van amendement is een voorbeeld van een controlerende bevoegdheid.
B
het recht van initiatief heeft alleen de Tweede Kamer
C
het recht van interpellatie heeft alleen de Tweede Kamer
D
het Kabinet is hetzelfde als de Staten-Generaal

Slide 12 - Quiz

Partijen
Hoe kun je als politieke partijen regeren?

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

De oranje gekleurde politieke partijen in het plaatje zijn....
A
Oppositie partijen
B
Coalitie partijen

Slide 15 - Quiz

Klassieke grondrechten
  • In de grondwet staat 2 soorten grondrechten, namelijk klassieke en sociale grondrechten.
  • Klassieke grondrechten: beschermen de burgers tegen de overheid:

- recht op gelijke behandeling (art. 1)

- vrijheid van godsdienst;

- vrijheid van meningsuiting;

- vrijheid van drukpers;

- vrijheid van vereniging en vergadering;

- vrijheid van onderwijs.

Slide 16 - Diapositive

Sociale grondrechten

Sociale grondrechten: zorgen ervoor dat de overheid verplicht is bepaalde zorg te garanderen, bijvoorbeeld:

- recht op bestaanszekerheid;

- recht op onderwijs;

- recht op gezondheidszorg;

- recht op woongelegenheid;

- recht op bewoonbaarheid;

- recht op werk;

- recht op bijstand.

In volgende dia: uitlegfilmpje klassieke en sociale grondrechten (1:15)

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Wat is een voorbeeld van een sociaal grondrecht?
A
vrijheid van onderwijs
B
vrijheid van meningsuiting
C
het recht op gelijke behandeling
D
het recht op rechtsbijstand

Slide 19 - Quiz

In volgende dia een filmpje (2:13) van een samenvatting van de hele paragraaf.


Daarna zijn de laatste 2 punten te verdienen!

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

In 1848 werd Nederland een ….
A
republiek
B
dictatuur
C
constitutionele monarchie
D
geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 22 - Quiz

Welke uitspraak is juist?
A
De sociale grondrechten zijn ouder van de klassieke grondrechten
B
De klassieke grondrechten zijn ouder van de sociale grondrechten
C
De sociale en klassieke grondrechten zijn even oud en komen uit 1848
D
De sociale en klassieke grondrechten zijn even oud en komen uit 1983

Slide 23 - Quiz

Benoem 3 dingen die je hebt geleerd in deze les:

Slide 24 - Question ouverte

Benoem wat je na deze les nog niet begrijpt en graag de volgende keer behandelt wilt hebben:

Slide 25 - Question ouverte