NN6 H3 - Lezen H4 (1)

Welkom H3E! 
Ga alvast zitten en pak je spullen erbij.
  • Nieuw Nederlands + schrift
  • leesboek
  • etui
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welkom H3E! 
Ga alvast zitten en pak je spullen erbij.
  • Nieuw Nederlands + schrift
  • leesboek
  • etui

Slide 1 - Diapositive

Welkom H3F! 
Ga alvast zitten en pak je spullen erbij.
  • Nieuw Nederlands + schrift
  • leesboek
  • etui

Slide 2 - Diapositive

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 3 - Diapositive

Deze les
Lezen H4: Argumentatie (2)

Aan het eind van de les:
  • weet je wat een tegenargument is;
  • weet je wat een weerlegging is.
  • kun je onderscheid maken tussen standpunt, argument, tegenargument en weerlegging.

Slide 4 - Diapositive

De Brug Lezen
  • hoofdzaken vs. bijzaken
  • kernzinnen
  • tekstverbanden en signaalwoorden 

Slide 5 - Diapositive

Lezen H2 - Vaste tekststructuren (2)
  • probleem-oplossingsstructuur
  • verklaringsstructuur
  • verleden-heden(-toekomst)structuur

  • argumentatiestructuur
  • aspectenstructuur
  • voor- en nadelenstructuur
  • vraag-antwoordstructuur 


Zie blz. 12 voor uitleg
Zie blz. 42 en 43 voor uitleg.

Slide 6 - Diapositive

Terugblik Lezen H3
  • standpunt
  • feitelijke en waarderende argumenten

Slide 7 - Diapositive

De smartphone is onmisbaar. Je kan er nu bijna overal geld mee overmaken.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 8 - Quiz

Utrecht is een prettige stad om te wonen. Er wonen in Utrecht veel jonge gezellige mensen.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 9 - Quiz

Terugblik Lezen H3
  • enkelvoudige argumentatie
  • nevenschikkende argumentatie
  • onderschikkende argumentatie

Slide 10 - Diapositive

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Enkelvoudige argumentatie: een schrijver onderbouwt zijn mening met een argument. 

                                               mening
                                                     ↑
                                             argument

Zij moet de opvolgster worden van onze coach, want zij heeft al veel ervaring.

Slide 11 - Diapositive

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Nevenschikkende argumentatie: een schrijver gebruikt meer argumenten om zijn mening kracht bij te zetten.

                                          mening
                                               ↑
                      argument 1 ↔ argument 2

Die vrouw moet aangenomen worden als kleuterleidster. Ze heeft veel ervaring (1) en ze kan goed met kinderen omgaan (2).

Slide 12 - Diapositive

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Onderschikkende argumentatie: een schrijver kan een argument onderbouwen met een ondersteunend argument. Oftewel: het ene argument ondersteunt een ander argument.

                                 mening
                                      ↑
                               argument
                                       ↑
                               argument

Je moet minder patat met frikadellen eten.
Dit kost je veel geld in de week en je komt al niet uit met je zakgeld.

Slide 13 - Diapositive

Laten we naar het strand gaan. Het wordt mooi weer vandaag.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 14 - Quiz

Schooldagen moeten later beginnen. Jongeren hebben een ander bioritme. Het komt ten goede aan de concentratie.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 15 - Quiz

OPDRACHT
Maak (alleen of in tweetallen) een blokjesschema bij het standpunt + de argumenten op de volgende slide. Kies uit enkelvoudige, nevenschikkende of onderschikkende argumentatie.

Slide 16 - Diapositive

Het festival was drie keer niks, de hoofdact ging niet door, de WC' s waren absoluut smerig en de podia stonden teveel uit elkaar.


timer
5:00

Slide 17 - Diapositive

H4 Lezen - Argumentatie (2)

In een betogende tekst wil de schrijver de lezer overtuigen van zijn standpunt. Dit kan hij doen door zijn standpunt met argumenten te ondersteunen. Een schrijver kan zijn lezer ook overtuigen door te laten zien dat mogelijke argumenten tégen zijn standpunt niet kloppen. Dit noemen we weerleggen.

Met een weerlegging ontkracht je een argument of tegenargument.

Zie voorbeeld in het boek op blz. 106 en 107.

Slide 18 - Diapositive

OPDRACHT
Bij mooi weer moeten scholen huiswerkvrij zijn.
Bedenk voor jezelf één of twee argumenten vóór deze stelling.
timer
2:00

Slide 19 - Diapositive

OPDRACHT
Bij mooi weer moeten scholen huiswerkvrij zijn.
Wissel van schrift met degene naast je. Je leest de argumenten van de ander en je schrijft nu een tegenargument op.
timer
2:00

Slide 20 - Diapositive

H4 Lezen - Argumentatie (2)

Kortom:
  • Met een tegenargument ontkracht je een standpunt.
  • Met een weerlegging ontkracht je een (tegen)argument.

Slide 21 - Diapositive

Wat is het verschil tussen een tegenargument en een weerlegging?

Slide 22 - Question ouverte

Voetballen is gevaarlijk, want je kan gewond raken door de bal tegen je hoofd.
--> De kans dat dat gebeurt is echter ontzettend klein.
A
tegenargument
B
weerlegging

Slide 23 - Quiz

Katten zijn veel leuker dan honden, omdat ze lekker spinnend op je schoot gaan liggen.
--> Mijn kat bijt me elke keer als ik haar wil aaien en mijn hond doet dat nooit
A
tegenargument
B
weerlegging

Slide 24 - Quiz

Opdracht deze les
Lees de tekst. Markeer signaalwoorden, kernzinnen, etc. 
Maak zelfstandig Lezen H4: opdr. 1, 2, 4

De eerste tien minuten werk je zelfstandig. Daarna mag je zachtjes overleggen met degene naast je. 

Klaar? 
Maak een samenvatting.
timer
15:00

Slide 25 - Diapositive

Huiswerk H3F
Vrijdag 31 mei:
Lezen H4: opdr. 1, 2, 4

Slide 26 - Diapositive

Huiswerk H3E
Woensdag 22 mei:
Lezen H4: opdr. 1, 2, 4

Slide 27 - Diapositive