MMA3 - 5.5 Omgaan met dieren

5.5 Omgaan met dieren
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

5.5 Omgaan met dieren

Slide 1 - Diapositive

Na het uitkomen van de eieren leren de jonge eendjes dat de kip hun moeder is.

Hoe wordt deze vorm van leren genoemd?
A
Trial and error
B
Gewenning
C
Conditioneren
D
Inprenten

Slide 2 - Quiz

Het uitbroeden en voeren van een jonge koekoek wordt aan de ‘pleegouders’ overgelaten. Als de jonge koekoek gevoerd wordt, komen de echte ouders af en toe kijken. Als het jong het nest verlaat, geven ze het vliegles, en daar houdt hun zorg mee op. Is het leggen van een ei in het nest van een andere vogelsoort erfelijk gedrag of is het aangeleerd gedrag?
A
erfelijk
B
aangeboren: imitatie
C
aangeboren: inprenting
D
aangeboren: gewenning

Slide 3 - Quiz

Waarom houden mensen dieren?
Gezelschapsdieren
Voor hobby of wedstrijden
Productiedieren
Proefdieren
Werkdieren
Dieren in dierentuinen - om van te leren
Circusdieren

Slide 4 - Diapositive

Lesopbouw
Korte herhaling
Uitleg: omgaan met dieren
Maken opdrachten (alleen of in tweetallen)
Nakijken 
Terugblik

Slide 5 - Diapositive

Gezelschapsdieren
Voor de gezelligheid
Om te knuffelen

katten, honden,
vogels, knaagdieren,
konijnen

Slide 6 - Diapositive

Hobbydieren
Dieren worden gebruikt voor wedstrijden of als hobby.
Bijvoorbeeld wedstrijden met postduiven of kattenshows.

Slide 7 - Diapositive

Productiedieren
Voor productie van:
melk, vlees, eieren

In Nederland wonen 17 miljoen mensen maar ook 450 miljoen productiedieren

Slide 8 - Diapositive

intensieve veeteeltbedrijven
intensieve veehouderij=  bedrijf met weinig grond en
veel dieren op elkaar.
Vb: varkenshouderij en pluimveebedrijf
voordelen:
- bedrijven leveren veel producten
- producten zijn goedkoop

nadelen:
- slecht welzijn van dieren
- teveel mest / mestoverschot
- teveel uitstoot van stoffen

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Proefdieren
Om medicijnen maar ook bijvoorbeeld voeding te testen worden proefdieren gebruikt.

In Nederland mag niet getest worden op dieren voor cosmetica.

Slide 11 - Diapositive

Werkdieren
Met deze dieren wordt werk verricht. 
Pakezels, speurhonden, waakhonden, showdieren (voor toeristen), trekpaarden

Slide 12 - Diapositive

Dierentuin / circus
Deze dieren zijn voor het vermaak. 
Ze leven in gevangenschap en doen in sommige gevallen onnatuurlijke kunsten

Slide 13 - Diapositive

Waarom gaan we verschillend met dieren om?
1. Normen en waarden
In het ene land eten mensen honden, terwijl in het andere land mensen honden als huisdier houden.
2. Het soort dier en de aaibaarheidsfactor
Hoe hoger de aaibaarheidsfactor hoe belangrijker mensen het vinden dat je goed omgaat met een dier. Dus mensen hebben vaak meer moeite met apen als proefdieren dan kikkers.
3. Waarvoor wordt het dier gehouden?
Kippen op een boerderij worden anders behandeld dan kippen bij iemand in de achtertuin of de kinderboerderij.
Tegenwoordig wordt wel geprobeerd om dieren zo natuurlijk mogelijk te houden.

Slide 14 - Diapositive

Hoe voelen deze dieren zich?
Geschrokken
Verdrietig
Blij
Tevreden
Chagrijnig

Slide 15 - Question de remorquage

Antropomorfisme= het toekennen van menselijke eigenschappen aan dieren

Slide 16 - Diapositive

antropomorfisme
  • het subjectief toekennen van menselijke eigenschappen aan dieren
  • niet objectief dus niet wetenschappelijk
  • dieren kunnen wel vergelijkbare emoties hebben als mensen

Slide 17 - Diapositive

Twee filmpjes waarin we ons juist wel heel erg verplaatsen in het gevoel van dieren.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Slide 20 - Vidéo

Onder welke categorie dieren valt de pakezel?
A
Proefdieren
B
Werkdieren
C
Productiedieren
D
Gezelschapsdieren

Slide 21 - Quiz

Onder welke categorie dieren valt de postduif?
A
Proefdieren
B
Werkdieren
C
Productiedieren
D
Hobbydieren

Slide 22 - Quiz


Hoeveel ruimte heeft een biologische kip (3 sterren) binnen?


A
1 kip per m2, daarnaast ruimte buiten
B
3 kippen per m2, daarnaast ruimte buiten
C
6 kippen per m2, daarnaast ruimte buiten
D
9 kippen per m2, daarnaast ruimte buiten

Slide 23 - Quiz


Hoeveel ruimte heeft een scharrelkip binnen?


A
3 kippen per m2, zonder ruimte buiten
B
6 kippen per m2, zonder ruimte buiten
C
9 kippen per m2, zonder ruimte buiten
D
12 kippen per m2, zonder ruimte buiten

Slide 24 - Quiz

Wat zie je hier?
A
Verdriet
B
Antropomorfisme
C
Proefdier
D
Aaibaarheidsfactor

Slide 25 - Quiz

Samengevat
Omgang van mensen met dieren hangt af van drie factoren
1.  Normen en waarden (hoe kijk jij of je omgeving aan tegen de omgang met dieren)
2. Aaibaarheidsfactor (schattig, lief, enz.)
3. Reden waarom het dier gehouden wordt.

Je kunt de 7 verschillende redenen noemen die mensen hebben om dieren te houden (zie blz 158 in je tekstboek).

Hoe mensen met dieren omgaan verandert constant, tegenwoordig wordt er veel meer aan het welzijn (geluk) van het dier gedacht.


Slide 26 - Diapositive

Aan de slag

Slide 27 - Diapositive