Zinsdelen

1 / 25
suivant
Slide 1: Vidéo
TaalBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Vidéo

ZINSDELEN

Slide 2 - Diapositive

Persoonsvorm
Hoe vind je die?

Slide 3 - Carte mentale

De agent boeit de inbreker.

Schrijf de persoonsvorm op

Slide 4 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
Wij zoeken de persoonsvorm.
A
Wij
B
Zoeken
C
de
D
Persoonsvorm

Slide 5 - Quiz

"Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin."

De persoonsvorm =
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 6 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
Zo besparen ze energie.

Slide 7 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm?
Maryam heeft een oproep gedaan.

Slide 8 - Question ouverte

De aap besprong een bewonderaar.

Schrijf de persoonsvorm op

Slide 9 - Question ouverte

Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.
De persoonsvorm is:
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Vidéo

Wat is het onderwerp?

Meester Gijs legt het onderwerp uit.
15
A
Meester Gijs
B
legt
C
het onderwerp
D
uit

Slide 12 - Quiz

onderwerp?
Vrijdag is het feest.

Slide 13 - Question ouverte

Ik kom vanavond een uurtje later.
Wat is het onderwerp in deze zin?
A
een uurtje = onderwerp
B
ik = onderwerp

Slide 14 - Quiz

Mijn moeder

geeft

mij
een glas ranja
onderwerp

Slide 15 - Question de remorquage

Ik
heb
een boek
gekocht.
Onderwerp
persoonsvorm

Slide 16 - Question de remorquage

Slide 17 - Diapositive

In welke zin zijn de zinsdelen goed verdeeld?
A
B
C

Slide 18 - Quiz

Typ / de zin / in zinsdelen
'Zijn moeder geeft hem een uitbrander.'

Slide 19 - Question ouverte

Verdeel in zinsdelen
Ze leende mij gisteren een mooie ring

Slide 20 - Question ouverte

Hoeveel zinsdelen?
De ring hoort in het grijze doosje
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 21 - Quiz

Typ / de zin/ in zinsdelen
'Tobias vergat zijn sjaal tijdens de pauze.

Slide 22 - Question ouverte

In welke zin zijn de zinsdelen goed verdeeld?
A
Mees eet / chocola.
B
Mees / eet chocola.
C
Mees / eet / chocola.

Slide 23 - Quiz

Hoeveel zinsdelen?
Hij en zijn vriendjes speuren naar een schat in het park
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 24 - Quiz

In welke zin zijn de zinsdelen goed verdeeld?
A
De vrouw / lacht naar / het meisje.
B
De/vrouw lacht/naar het meisje.
C
De vrouw / lacht / maar het meisje.

Slide 25 - Quiz