BGE: The security guard

• Engels
• MBO
• Studiejaar 2

-Reading security guard

-Vocabulary security guard

-Speaking security guard

-Grammar security guard

Finish unit 1; The security guard

BGE: 

The security guard

Today's class

-Vocabulary quiz!

-We will complete the handout: security guard

Quiz!

-During this quiz, each (right) question will give you fake cash.

-Spend the cash you've earned in the shop or keep your cash.

Most cash after 10 minutes = the winner.

https://www.gimkit.com/view/671a071e5dcb4faaa9667bf4

link quiz

Reading

Unit 1: the security guard

Lees de tekst en beantwoord de vragen.

Deel 1

1. Waar moeten beveiligers aandacht aan besteden, volgens de tekst? 

2. Wat wordt gezegd over je persoonlijke ontwikkeling?

Deel 2

3. Wat is de eerste en voornaamste taak van een beveiliger?

Deel 3

Welke van de onderstaande zinnen in correct, volgens de tekst?

a. Je zult deuren, ramen en poorten in de gaten moeten houden.

b. Je behoort als eerste op de plek van het incident te zijn.

c. Meldingen moeten direct worden afgehandeld.

d. De meeste storingen treden pas na sluitingstijd op.

e. Vaak ben jij degene die de alarmdiensten inschakelt als dat noodzakelijk is.

Handout 

Unit 1: the security guard

Now complete the exercises:

Task 2, 4, 6, 8, 10, 11, 14, 15, 16

Skip exercises 7, 13 for now!

We will complete these later.

task 7: Drag each word the right category                             (Action, skills, job)

assist

attentive

career

contract

efficient

investigate

helpful

organised

lock

employer

prevent

report

salary

shift work

Actions

Skills

Job

Grammar

Unit 1: the security guard: Exercise 13

Past simple:

Simpele verleden tijd, geen relatie meer met nu.

Regelmatig ww: WW +ED (workED, playED)

Onregelmatig ww: WW 2e kolom (to feel - felt)

His arm FELT numb after the attack.

I ATE the spaghetti.

Present perfect:

Gebruikt om aan te geven dat er iets gebeurd is in het verleden.

Hierbij gaat het om iets wat nog effect heeft op de tegenwoordige tijd.

Hierbij maak je gebruik van een verplicht werkwoord van to be: have/has

I HAVE BROKEN my arm. (zit nu nog in het gips)

She HAS SEEN the accident happen. 

We ......... (to know) each other for at least ten years. (present perfect)

1. have known
2. known
3. know
4. knowed

Surveillance ....... (to prove) to be necessary as a result of property damage. (present perfect)

1. have proven
2. has proven
3. prove
4. proved

Safety ....... (to be) the highest priority for the aviaton industry. (present perfect)

1. have been
2. has been
3. is
4. been

We actually ....... (to have) any fire alarms yet this year. (present perfect)

1. have had
2. haven't had
3. has had
4. hasn't had

Our training ......... (to begin) to have an impact on the numbers of incidents. (present perfect)

1. have begun
2. has begun
3. has had
4. hasn't had

Security measures ......(to cost) an additional EUR 20 million. (present perfect)

1. cost
2. has cost
3. costed
4. have cost

Homework:

Unit 1: the security guard

Now complete the exercises:

Task 2, 4, 6, 8, 10, 11, 14, 15, 16

Not finished?

Homework to be finished by next class;)