Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
herhaalles aanwijzend voornaamwoord en vragend voornaamwoord
Het aanwijzend voornaamwoord
Het aanwijzend voornaamwoord
1 / 18
suivant
Slide 1:
Diapositive
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Cette leçon contient
18 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
50 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Het aanwijzend voornaamwoord
Het aanwijzend voornaamwoord
Slide 1 - Diapositive
Bijvoeglijk gebruikt
ce
garçon- deze/die jongen
ces garçons -deze/die jongens
cet
artiste -deze/die kunstenaar
ces artistes -deze/die kunstenaars
cet
hôtel- dit/dat hotel
ces hôtels- deze/die hotels
cette
route- deze/die weg
ces routes - deze/die wegen
cette
voiture- deze/die auto
ces voitures -deze/die auto's
Slide 2 - Diapositive
Bijvoeglijk gebruikt
Met nadruk of om duidelijk verschil te maken:
-ci / of -là toevoegen aan het zelfstandig naamwoord
Ce livre-
ci
ou ce livre-
là
? - Dit boek of dat boek?
Cette pomme-
ci
ou cette pomme-
là
?- Deze appel of die appel?
Ces vins-
ci
ou ces vins
-là
? Deze of die wijnen?
Slide 3 - Diapositive
ce,cette,ces of ces?
....poires (v) sont trop mûres.
Slide 4 - Question ouverte
ce,cette,ces of ces?
....homme est très dangeureux.
Slide 5 - Question ouverte
ce,cette,ces of ces?
....adresse n'est pas bonne.
Slide 6 - Question ouverte
dit huis of dat huis?
Slide 7 - Question ouverte
dit verhaal of dat verhaal?
Slide 8 - Question ouverte
pronom interrogatif
Slide 9 - Diapositive
... a oublié ses livres?
A
Qui
B
Qui est-ce qui
C
Qu'est-ce que
D
Qu'
Slide 10 - Quiz
Les pronoms interrogatifs (11.2)
Wat
Onderwerp:
- Qu'est-ce qui
- geen korte vorm
vb:
qu'est-ce qui t'intéresse?
Lijdend voorwerp:
- Que/qu' -> gevolgd door inversie of est-ce que
- na een voorzetsel: quoi (est-ce que)
Vb:
Que
vas-tu
faire demain?
Qu'
est-ce
que
tu vas faire demain? A quoi penses-tu? A quoi est-ce que tu penses?
Inversie alleen met pers.vnw
Slide 11 - Diapositive
... vas-tu faire pendant le weekend?
A
Que
B
Qui
C
Qu'est-ce que
D
Quel
Slide 12 - Quiz
Les pronoms interrogatifs (11.3)
Welk+ zelfstandig naamwoord
Quel garçon? - Welke jongen?
Quelle fille? - Welk meisje?
Quels garçons?- Welke jongens?
Quelles filles? - Welke meisjes?
Slide 13 - Diapositive
Les pronoms interrogatifs (11.4)
Als
wat
wordt gevolgd door een vorm van
être
en een zelfstandig naamwoord, gebruik je
quel/quelle/quels/quelles
.
Slide 14 - Diapositive
(Wat)... est ta meilleure note?
Slide 15 - Question ouverte
(Wat)... tu as fait pour avoir une si bonne note?
Slide 16 - Question ouverte
corriger devoirs
170 t/m 176
Slide 17 - Diapositive
Verbes (paragraaf 22)
Noteer venir, connaître, devoir, falloir in je schrift met bij elk rijtje 1 vertaling.
tijden: présent, passé composé, imparfait, futur, conditionnel (=futur du passé)
Slide 18 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
pronom interrogatif v5
Décembre 2023
- Leçon avec
14 diapositives
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
V5 Le pronom interrogatif
Février 2024
- Leçon avec
26 diapositives
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
pronom interrogatif v5
Octobre 2024
- Leçon avec
14 diapositives
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
Vragend voornaamwoord
Janvier 2023
- Leçon avec
21 diapositives
Frans
Enseignement Secondaire
le pronom interrogatif
Octobre 2024
- Leçon avec
17 diapositives
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Vragend voornaamwoord WIE-WAT | Pronom interrogatif
Février 2024
- Leçon avec
39 diapositives
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Vragend voornaamwoord Grammaire III u3
Avril 2022
- Leçon avec
18 diapositives
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Chapitre 5 - Grammaire A - Les pronoms interrogatifs
Avril 2023
- Leçon avec
11 diapositives
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4