Telwoorden

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Vandaag - Telwoorden 
- Je weet wat bepaalde en onbepaalde telwoorden zijn en je kunt deze herkennen. 
- Je weet wat bepaalde en onbepaalde rangtelwoorden zijn en je kunt deze herkennen.

Slide 2 - Diapositive

Telwoorden
- Telwoorden geven een hoeveelheid of een volgorde aan. 

We maken daarbij onderscheid tussen telwoorden en rangtelwoorden:
- Telwoorden geven een hoeveelheid aan. 
- Rangtelwoorden geven een volgorde aan.

Slide 3 - Diapositive

Telwoord
Geeft een hoeveelheid aan.
Ik heb negen appels en zeven peren.
Ik heb veel appels en weinig peren.

Als je precies weet om welke hoeveelheid het gaat, dan noem je dit een bepaald telwoord. Weet je niet precies om hoeveel het gaat, dan noem je dit een telwoord.

Slide 4 - Diapositive

Op 3 maart leren de leerlingen veel nieuwe dingen.

Wat is hier het bepaald telwoord?
A
op
B
3 maart
C
3
D
veel

Slide 5 - Quiz

Op 3 maart leren de leerlingen veel nieuwe dingen.

Wat is hier het onbepaald telwoord?
A
3
B
veel
C
leerlingen
D
nieuwe

Slide 6 - Quiz

Rangtelwoord
Geeft een volgorde/plaats in een rij aan.
Ik ben tweede geworden bij de hardloopwedstrijd.
Ik ben laatste geworden bij de hardloopwedstrijd.

Als je precies weet om welke plaats in de rij het gaat, dan noem je dit een bepaald rangtelwoord. Weet je niet precies om welke plaats in de rij het gaat, dan noem je dit een onbepaald rangtelwoord.

Slide 7 - Diapositive

De hoeveelste van de maand is het vandaag?

Wat is hier het onbepaald rangtelwoord?
A
vandaag
B
hoeveelste
C
maand

Slide 8 - Quiz

Hij is dertiende geworden.

Wat is hier het bepaald rangtelwoord?
A
Hij
B
13e
C
dertiende
D
geworden

Slide 9 - Quiz

bep. telwoord
onbep. telwoord
bep. rangtelw.
onbep. rangtelw.
2021
middelste
sommige
zoveelste
dertiende

Slide 10 - Question de remorquage

Slide 11 - Diapositive

Zelf verder les 
junior cloud

Slide 12 - Diapositive

Bijwoorden
Groep 6

Slide 13 - Diapositive

Bijwoord bij een werkwoord
Een woord kan soms meer vertellen over een werkwoord.
Je noemt zo'n woord een bijwoord.
Een bijwoord kan voor of achter het werkwoord staan.

- Wat kun jij mooi zingen!
- Zij voetballen samen.

Slide 14 - Diapositive

lezen

Slide 15 - Carte mentale

Hij kan hoog springen

Wat is hier het bijwoord?
A
Hij
B
hoog
C
springen
D
kan

Slide 16 - Quiz

Wist je dat Merel graag aardbeien eet?

Wat is hier het bijwoord?
A
Wist je dat
B
aardbeien
C
graag
D
eet

Slide 17 - Quiz

Joep kan ______ werken

Slide 18 - Diapositive

Zelf verder les
junior cloud

Slide 19 - Diapositive