Spreekvaardigheid thema 'kleding en uiterlijk' les 1

intro
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
inburgeringVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

intro

Slide 1 - Diapositive

het thema van deze week is 'wonen'





lesplan 
1. instructie/ uitleg
2. oefenen in groepjes/ tweetallen
3. nabespreken (klassikaal) --> proces en product

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Woorden die te maken hebben
met kleding en uiterlijk.

Slide 3 - Carte mentale

voorkennis activeren
1. instructie
Woorden en
standaardzinnen.


Slide 4 - Diapositive

Als we over wonen praten, gebruiken we bepaalde woorden.

Ken je deze woorden?
beoordelingscriteria spreken A2
1. Adequaatheid: Ik begrijp het antwoord. Er wordt een  antwoord geven op de gestelde vraag.
2. Woordenschat: De gebruikte woorden passen bij de gestelde vraag.
3. Grammatica: Er worden geen fouten gemaakt in de werkwoorden, meervouden en zinsopbouw.
4. Vloeiendheid: Het antwoord komt er vloeiend en makkelijk uit.
5. Samenhang: De voegwoorden, zoals 'maar, omdat, want, en, of' worden correct gebruikt. De verwijswoorden, zoals  'hij, zij, die dat' worden correct gebruikt.
6. Verstaanbaarheid: Het antwoord is verstaanbaar.

* Als punt 1 onvoldoende is, is de score 0!

Slide 5 - Diapositive

Dit zijn de beoordelingscriteria voor spreken.


instructie
Deze les geven we elkaar feedback  op:

1. Adequaatheid: Ik begrijp het antwoord. Er wordt een antwoord geven op de gestelde vraag.
 
2. Woordenschat: De gebruikte woorden passen bij de gestelde vraag.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

2. oefenen
Naar de kapper.




Slide 7 - Diapositive

Bespreek de vragen klassikaal. Geef beurten en geef feedback zoals afgesproken.
2. oefenen

Slide 8 - Diapositive

Bespreek de vragen klassikaal. Geef beurten en geef feedback zoals afgesproken.
2. oefenen

Slide 9 - Diapositive

De cursisten gaan samen een huis beschrijven.
Ze noemen steeds om de beurt een zin.
De deelnemer die niets meer weet te zeggen over het huis is af.

Begin met de zin: Jannah woont in Amersfoort.
De deelnemers kunnen van alles zeggen over het huis, zoals:
• Ze woont in een groot huis.
• Het is een mooi huis.
• Het huis heeft vier kamers.
• De keuken is groot.
• Ik vind het een mooi huis.
• Het huis is duur.
• Het huis staat aan de rand van Amersfoort.
• Enzovoort.
2. oefenen

Slide 10 - Diapositive

De cursisten vullen de dialoog in tweetallen aan. De cursisten spelen beide rollen.
Ze geven elkaar feedback volgens de afgesproken criteria.
2. oefenen
Je ziet verschillende kapsels. Welke vind je mooi? Welke vind je niet mooi? Welk kapsel wil je zelf?

Slide 11 - Diapositive

De cursisten vullen de dialoog in tweetallen aan. De cursisten spelen beide rollen.
Ze geven elkaar feedback volgens de afgesproken criteria.
2. oefenen
Kijk nog een keer naar de foto.
Bedenk je eigen verhaal.





Slide 12 - Diapositive

De cursisten bedenken in tweetallen een verhaal bij de foto. Ze mogen de vragen gebruiken. 
Ze geven elkaar feedback volgens de afgesproken criteria.
Hoe ging het spreken
vandaag?

Slide 13 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

3. Hoe ging het?
Het spreken ging vandaag:
- makkelijk
- moeilijk
- saai
- fijn
- gewoon
- ontspannen
- spannend

, omdat.............................


Slide 14 - Diapositive

Als er tijd is kunnen de cursisten hun verhaal delen in de klas.

Daarna evaluatie op proces en product
Wat heb je geleerd?
1. Adequaatheid: Ik begrijp het antwoord. Er wordt een antwoord geven op de gestelde vraag.
2. Woordenschat: De gebruikte woorden passen bij de gestelde vraag.
3. Grammatica: Er worden geen fouten gemaakt in de werkwoorden, meervouden en zinsopbouw.
4. Vloeiendheid: Het antwoord komt er vloeiend en makkelijk uit.
5. Samenhang: De voegwoorden, zoals 'maar, omdat, want, en, of' worden correct gebruikt.
De verwijswoorden, zoals 'hij, zij, die dat' worden correct gebruikt.
6. Verstaanbaarheid: Het antwoord is verstaanbaar.


* Als punt 1 onvoldoende is, is de score 0!

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions