1.c mening en argumenten

1.c mening en argumenten
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

1.c mening en argumenten

Slide 1 - Diapositive

Programma
-Huiswerk controleren + nakijken
10 min
-Herhalen begrijpen van teksten
15 min
-Mening en argumenten
15 min
-Oefenen

40 min

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  •  Je weet wat meningen, argumenten, feitelijke en niet-feitelijke uitspraken zijn;
  • Je kan meningen, argumenten, feitelijke en niet-feitelijke uitspraken herkennen;
  • Je kan uitleggen waarom een uitspraak een mening, argument, feitelijke of niet-feitelijke uitspraak is;
  • Je kan zelf argumenten bedenken en je kan beoordelen welke argumenten het sterkst zijn en uitleggen waarom. 

Slide 3 - Diapositive

Huiswerk controleren + nakijken
Open je schrift. 
Ga naar Google Classroom. 
In de map "Nederlands h3u" vind je een kopje met "Antwoorden". 
Daarin staan de antwoorden van 1.b begrijpen van teksten.
Kijk je gemaakte opdrachten na.  

Slide 4 - Diapositive

Herhalen tekstsoorten en tekstdoelen
Vertelling
Delen van persoonlijke ervaringen en gebeurtenissen.
gesprek, dagboek, persoonlijk verslag, blog.
Verhaal
Vermaken of tot nadenken aanzetten door een verhaal te vertellen.
kort verhaal, fabel, mop, roman, sprookje, strip.
Verslag/rapport
Een zaak of verschijnsel beschrijven en ordenen.
werkstuk, verslag, logboek.
Procedure
Instructie geven en beschrijven hoe je iets moet doen.
gebruiksaanwijzing, recept, routebeschrijving, reglement.
Verklaring/uiteenzetting
Een verschijnsel of gebeurtenis verklaren en uitleggen.
lesboek, nieuwsbericht, historisch boek, werkstuk.
Oproep/verzoek
Activeren; anderen motiveren of verzoeken om iets te doen.
aankondiging, advertentie, reclametekst, sollicitatie, uitnodiging
Betoog
Overtuigen door een standpunt met argumenten te onderbouwen.
ingezonden brief, klachtenbrief, leus, protestbrief.
Recensie
Evalueren van een boek, film, toneelstuk......
blog, review, krantenartikel.
Beschouwing
Een onderwerp vanuit een of meer gezichtspunten bekijken.
column, discussie, essay.

Slide 5 - Diapositive

Herhalen onderwerp
Onderwerp --> waar de tekst over gaat in één woord. 
Vaak in de titel, afbeeldingen, inleiding en slot te vinden. 
Deelonderwerpen --> meerdere kanten van het onderwerp. 
Tussenkopjes geven deze aan. 
Hoofdgedachte --> het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp wil zeggen. 
Vaak in de titel, inleiding en slot. 
Staat vaak niet letterlijk in de tekst, moet zelf geformuleerd worden. 
Geeft antwoord op de vraag: wat is het belangrijkste wat er over het onderwerp wordt gezegd?

Slide 6 - Diapositive

Herhalen tekstindeling
Inleiding
Middenstuk
Slot
- de aanleiding;
- een voorbeeld;
- een anekdote verteld;
- een belangrijke vraag gesteld;
- een mening of standpunt;
- de hoofdgedachte van de tekst ;
- een deskundige over het onderwerp geïntroduceerd;
- iets over de opbouw van een tekst verteld;
- een korte samenvatting van een tekst gegeven. 
Verschillende zaken worden behandeld, ook wel de deelonderwerpen. 
- de hoofdgedachte van de tekst genoemd;
- een advies gegeven;
- een conclusie getrokken;
- een korte samenvatting van een tekst gegeven;
- een toekomstverwachting genoemd;
- een vraag uit de inleiding beantwoord. 

Slide 7 - Diapositive

Tekstverbanden en signaalwoorden


Opsomming

eerst, ten eerste – ten tweede – ten slotte, om te beginnen, ook, en, daarna, tevens, vervolgens, bovendien
Tijd
Eerst, nadat, toen, terwijl, wanneer, daarna, dadelijk, intussen
Tegenstelling
maar, echter, toch, hoewel, daarentegen
Reden-oorzaak-gevolg
doordat, daardoor, als gevolg van, het gevolg is
Voorbeeld
zo, bijvoorbeeld, zoals, neem nou, onder andere
Voorwaarde
als, indien, wanneer, in het geval dat, tenzij
Conclusie
dus, concluderend, dat betekent, kortom
Vergelijking
net zo als, even … als, in vergelijking met, 
Doel-middel
waarmee, zodat, om ... te, door middel van, met behulp van 
Voorwaarde
Als, wanneer, tenzij, mits, indien
Inperking
hoewel, ondanks, natuurlijk....maar
Verduidelijking
dit betekent, met name, dit houdt in, dat wil zeggen, onder meer
Samenvatting
samengevat, kortom, dus

Slide 8 - Diapositive

Welk verband hoort bij het signaalwoord "echter"?
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
voorwaarde
D
tegenstelling

Slide 9 - Quiz

Welk verband hoort bij het signaalwoord "indien"?
A
voorwaarde
B
reden
C
concluderend
D
vergelijking

Slide 10 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband "vergelijking"
A
daarna
B
doordat
C
als
D
net zo als

Slide 11 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband "reden"
A
hoewel
B
zo
C
immers
D
dus

Slide 12 - Quiz

Om goede pizza te maken heb je een aantal dingen nodig. Om te beginnen, patentbloem, gist en water. Daarnaast ook tomaten en mozzarella.

Wat is het signaalwoord en het bijbehorend tekstverband?

Slide 13 - Question ouverte

Jolanda verdient minder geld dan ik.

Wat is het signaalwoord en het bijbehorend tekstverband?

Slide 14 - Question ouverte

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
vergelijking
samenvatting
doel-middel
al met al
meer dan
kortom
zodat
met behulp van
evenals

Slide 15 - Question de remorquage

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
concluderend
oorzaak-gevolg
tijdsvolgorde
dus
nadat
zodat
dadelijk
doordat
dan ook

Slide 16 - Question de remorquage

Mening en argumenten
Handboek blz 56
Mening/standpunt --> als je zegt wat je ergens van vindt. 
Conclusie --> als een mening of standpunt aan het slot van een tekst nog eens herhaald of kort samengevat wordt.

Slide 17 - Diapositive

Argumenten
Handboek blz 56
Argumenten --> als je uitlegt waarom je iets vindt, zijn uitspraken waarmee je je standpunt onderbouwt of verdedigt.  
Overtuigen --> als je probeert iemand jouw mening over te laten nemen. 

Slide 18 - Diapositive

Oefenen
Lees de onderstaande uitspraken. Welke van de twee vind je overtuigender? Leg uit waarom. 

A. Maan is een succesvolle artiest, want ze maakt hele leuke liedjes die lang in je hoofd blijven hangen.
B. Maan is een succesvolle artiest, want haar muziek wordt veel gestreamd en ze treedt ook vaak op. 


Slide 19 - Diapositive

Feitelijke en niet-feitelijke argumenten
Handboek blz 56
Feitelijke argumenten --> als je vast kunt stellen of de uitspraak waar of niet waar is. Zijn sterke argumenten. 
Niet-feitelijke argumenten --> als je niet vast kunt stellen of de uitspraak waar of niet waar is. Zijn minder sterk en moeten onderbouwd worden. 

Slide 20 - Diapositive

Toepassing

Slide 21 - Diapositive

Oefenen
Lees de onderstaande uitspraken. 
Wat is bij beide uitspraken het standpunt? En het argument? En is dat argument feitelijk of niet-feitelijk?

A. Maan is een succesvolle artiest, want ze maakt hele leuke liedjes die lang in je hoofd blijven hangen.
B. Maan is een succesvolle artiest, want haar muziek wordt veel gestreamd en ze treedt ook vaak op. 


Slide 22 - Diapositive

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig.
Wat?
HAVO: hoofstuk 1 paragraaf 3 mening en argumenten, opdr 5, 6, 7, 10 en 12. 
VWO: hoofstuk 1 paragraaf 3 mening en argumenten, opdr 4, 7, 8, 9 en 10.
Hoe?
Oefenboek blz 14-17.
Handboek blz 56-57.
Hulp?
Docent.
Tijd?
Tot 9:45
Uitkomst?
Je beheerst de leerdoelen.
Klaar?
Huiswerk vrijdag/volgende week: zie Magister.

Slide 23 - Diapositive

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je weet wat meningen, argumenten, feitelijke en niet-feitelijke uitspraken zijn.

Je kan meningen, argumenten, feitelijke en niet-feitelijke uitspraken herkennen.
Je kan zelf argumenten bedenken en je kan beoordelen welke argumenten het sterkst zijn en uitleggen waarom. 

Je kan uitleggen waarom een uitspraak een mening, argument, feitelijke of niet-feitelijke uitspraak is.

Slide 24 - Question de remorquage