laatste les Keuzegedrag

laatste les Keuzegedrag
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

laatste les Keuzegedrag

Slide 1 - Diapositive

Doelen
Voorbereiden voor de toets!

Aan het einde van de les kun je (nog beter):
  • De verschillende marketinginstrumenten onderscheiden en herkennen.
  • Uitleggen wat met een systematische fout wordt bedoeld.
  • Uitleggen wat sociale prijzen en marktprijzen zijn.
  • Uitleggen hoe de overheid tegenover gedragseconomie staat.
  • Kun je bepalen of een overheidsmaatregel tot de gedragseconomie wordt gerekend of niet.

Slide 2 - Diapositive

Opbouw
  • Herhalen onderwerpen
  • Opdracht + korte presentatie
  • Terug naar doelen van vandaag: weet je het nu beter?

Slide 3 - Diapositive

Is hier sprake van..?
Schrijf op + uitleg 
  • bezitseffect?
  • gratis?
  • lokvogel?
  • spijtaversie?
  • de standaard?
  • relatieve opofferingskosten?
  • vergelijkingen?
  • verliesaversie?

Slide 4 - Diapositive

Systematische fout: consistent irrationele beslissingen die mensen allemaal nemen
  • Denomination Effect: we geven geld minder snel uit als het groot briefgeld is, we geven sneller veel kleingeld uit van dezelfde waarde.
  • Optimism Bias: denken dat een negatieve gebeurtenis minder snel bij onszelf zal komen optreden.
  • Confirmation Bias / Continued Influence: we focussen ons onbewust op dingen die in lijn staan met wat we geloven
  • Cross-Race Effect: gezichten van ons eigen ras herkennen we beter dan gezichten van een ander ras.
  • Less-is-better Effect: we hechten meer waarde aan een gekregen sjaal van €50,- als sjaals tussen de €5 en €50 liggen dan aan een jas van €55,- als jassen tussen de €50 en €500 liggen.
  • IKEA Effect: we hechten meer waarde aan producten die we zelf hebben geholpen om mee te creëren.

Slide 5 - Diapositive

Wat is het verschil tussen sociale prijzen en marktprijzen?
A) Sociale prijzen zijn vastgesteld door de overheid, terwijl marktprijzen worden bepaald door vraag en aanbod in de markt.
B) Sociale prijzen zijn hoger dan marktprijzen om bedrijven te stimuleren maatschappelijk verantwoord te handelen.
C) Sociale prijzen zijn gebaseerd op de kosten van productie, terwijl marktprijzen rekening houden met de waarde die consumenten aan een product hechten.
D) Sociale prijzen zijn alleen van toepassing op luxeproducten, terwijl marktprijzen gelden voor alle soorten goederen en diensten.



Slide 6 - Diapositive

Sociale prijzen
Sociale prijzen: ongeschreven regel over wat iets waard is.

Voorbeelden:
  • Je kind op tijd uit de opvang halen
  • Iemand helpen, daarvoor iets terug verwachten

Slide 7 - Diapositive

Wat is een voorbeeld van nudging?

A) Het dwingend opleggen van regels en sancties om gedrag te sturen.
B) Het gebruik van subtiele hints en suggesties om onbewust gedrag te beïnvloeden.
C) Het belonen van gewenst gedrag met financiële prikkels.
D) Het verplicht stellen van gedragsverandering door wetgeving.


Slide 8 - Diapositive

Nudging
Mensen worden
zonder dat hun keuzevrijheid wordt beperkt
met behulp van gedragseconomische inzichten
in een bepaalde richting geduwd.

Slide 9 - Diapositive

Wat doet de overheid aan nudging op het gebied van:
  • orgaandonorschap
  • milieu
  • gezondheid 

Slide 10 - Diapositive

Soms grijpt de overheid in om consumenten te beschermen
Welke voorbeelden ken je?

bezitseffect
gratis
lokvogel
spijtaversie
de standaard
relatieve opofferingskosten
vergelijkingen
verliesaversie

Slide 11 - Diapositive

0

Slide 12 - Vidéo

De maatregel in het filmpje was een
A
stimuleringsmaatregel
B
ontmoedigingsmaatregel

Slide 13 - Quiz

Heeft deze maatregel op de lange termijn effect denk je?
ja
nee

Slide 14 - Sondage

Wat is een voorbeeld van nudging?
A
Het verhogen van belastingen op suikerhoudende dranken.
B
Het plaatsen van gezonde voedingsmiddelen op ooghoogte in supermarkten.
C
Het verplicht stellen van het dragen van een veiligheidsgordel in de auto.
D
Het aanbieden van kortingen op biologische producten.

Slide 15 - Quiz

Mensen geven uit sociale overwegingen graag bloed om anderen te helpen. Op het moment dat ze ervoor betaald worden, nemen ze het geld aan en willen ze steeds vaker bloed geven.
Hier is sprake van
A
verandering van de standaard
B
verandering van sociale naar marktnormen
C
de lokvogel
D
relatieve opofferingskosten

Slide 16 - Quiz

Twee stellingen:
1: Verkeersregels zijn een voorbeeld van gedragseconomie.
2: Keuzevrijheid zorgt ervoor dat mensen altijd de hoogst mogelijke welvaart hebben.
A
Beide stellingen zijn juist
B
Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist.
C
Stelling 1 is onjuist , stelling 2 is juist.
D
Beide stellingen zijn onjuist.

Slide 17 - Quiz

Prijsbeïnvloeding door de overheid is geen voorbeeld van gedragseconomie.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

Opdracht
Je werkt voor de overheid als adviseur.
Je krijgt een nieuwsartikel dat je gaat bestuderen.
Welke keuze / beslissing zou de overheid graag beïnvloeden?
Samen verzin je een advies.
* Minstens drie ideeën, twee niet-financieel 

Slide 19 - Diapositive

Opdracht
start:
wat is de huidige situatie?
wie zijn erbij betrokken?
taak:
wat is jullie taak?
wat is het doel van de overheid?
actie:
hoe ga je dit aanpakken?
minstens drie ideeën (twee niet-financieel)
hoe was de taakverdeling in je team?
resultaat:
hoe schat je het resultaat in?
is dit blijvend?
reflectie:
tot hoever kan de overheid gaan vinden jullie? licht toe

Slide 20 - Diapositive

Afsluiting
Kun je nu beter?

  • De verschillende marketinginstrumenten onderscheiden en herkennen.
  • Uitleggen wat met een systematische fout wordt bedoeld.
  • Uitleggen wat sociale prijzen en marktprijzen zijn.
  • Uitleggen hoe de overheid tegenover gedragseconomie staat.
  • Kun je bepalen of een overheidsmaatregel tot de gedragseconomie wordt gerekend of niet.

Slide 21 - Diapositive