Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 10 min
Éléments de cette leçon
Basistoets tijdvak 5 & 6
Slide 1 - Diapositive
De naam 'middeleeuwen' voor de periode 500-1500 ontstond ...
A
in de 16e eeuw
B
in de 18e eeuw
C
rond het jaar 1000
D
vrij recent
Slide 2 - Quiz
middeleeuwen is de tijd van ...
A
1-500
B
500-1000
C
1000-1500
D
500-1500
Slide 3 - Quiz
Momento Mori
A
middeleeuwen - gedenk te sterven
B
renaissance - geniet van iedere dag
Slide 4 - Quiz
Humanisme is een belangrijk begrip uit de Renaissance. Wat hoort NIET bij het humanisme?
A
De mens staat centraal
B
Kritisch denken
C
Je moet alles wat de Paus zegt aannemen als waarheid
D
Empirisme: kennis door ervaring
Slide 5 - Quiz
Wat betekent 'Homo Universalis'?
A
Weldenkend mens
B
Alleskunner
C
De mens is overal
D
Gestudeerde mens
Slide 6 - Quiz
Tijdvak 5 dat is de ...
A
14e eeuw
B
15e eeuw
C
16e eeuw
D
17e eeuw
Slide 7 - Quiz
GEEN geestelijke ...
A
priester
B
monnik
C
katholieke timmerman
D
paus
Slide 8 - Quiz
Iedereen kan zelf zijn weg naar God vinden. Priesters niet nodig.
A
katholieken
B
protestanten
Slide 9 - Quiz
Paus is leider van de kerk
A
katholieken
B
protestanten
Slide 10 - Quiz
Gelovigen konden hun zonden afkopen voor familieleden (of zichzelf). Hierdoor werd de tijd in het vagevuur (voorportaal voor hemel-hel) verkort. Hoe noemen we zo'n bewijs van vergeving van je zonden?
A
Vergevingsbrief
B
Aflaat
C
Sacrament
D
Afkopen van je zonden was niet toegestaan
Slide 11 - Quiz
Wat deed Erasmus NIET?
A
Oude Griekse teksten bestuderen
B
Kritiek leveren op de Kerk
C
Een brug bouwen
D
Een vertaling maken van het Nieuwe Testament
Slide 12 - Quiz
Wat was het doel van Erasmus?
A
Een nieuw geloof starten
B
De paus zijn macht ontnemen
C
Een zuivere vorm van het geloof maken
D
De kardinalen beter opleiden
Slide 13 - Quiz
Erasmus is.....
A
De schilder van de Sixtijnse Kapel
B
De uitvinder van de boekdrukkunst
C
Een humanist uit Italië
D
Nederlandse humanist en schrijver van o.a. Lof der Zotheid
Slide 14 - Quiz
Luther
Calvijn
Uit de katholieke kerk gezet
Kritiek op aflaathandel
Meest extreem
Vertaalde Bijbel in het Duits
Slide 15 - Question de remorquage
Welke 2 gebieden worden na 1000 belangrijke handelscentra in Europa?
A
Vlaanderen en Spanje
B
Vlaanderen en Noord-Italië
C
Zweden en Frankrijk
D
Engeland en Frankrijk
Slide 16 - Quiz
Wat is juist over Europa voor 1400 (2 goede antwoorden) ..
A
Europeanen waren nooit in Azië geweest
B
Europeanen kenden Azië
C
Europeanen kenden de kust van Noord+Zuid Afrika
D
Europeanen kenden het Midden-Oosten
Slide 17 - Quiz
De landen die starten met de overzeese expansie zijn ...
A
Spanje + Holland
B
Holland+ Frankrijk
C
Engeland + Frankrijk
D
Spanje + Portugal
Slide 18 - Quiz
Wat is centralisatiepolitiek ?
A
Het besturen van een land vanuit verschillende gewesten
B
Vorm van politiek waarbij het geloof centraal staat
C
Het besturen van een land vanuit een hoofdstad, met zoveel mogelijk dezelfde regels in het land
D
Vorm van politiek waarbij de economie een leidende rol speelt
Slide 19 - Quiz
Tijdens de jeugd van Lodewijk XIV was er een opstand van de ..
A
rijke burgers
B
boeren
C
adel
D
you tubers
Slide 20 - Quiz
Wat is het droit divine?
A
De staat dat ben ik
B
Regel dat iedereen katholiek moet zijn
C
Goddelijk recht om te heersen
D
De opstand tegen Lodewijk
Slide 21 - Quiz
Wat was de bijnaam van Lodewijk XIV?
A
De Zonnegod
B
De Zonnekoning
C
De Maankoning
D
De Maangod
Slide 22 - Quiz
Wat was het mercantilisme van Lodewijk XIV?
A
De handel moet zo vrij mogelijk zijn. Dan wordt er veel geld verdiend.
B
De Franse handel wordt beschermd. Fransen mogen wel naar het buitenland handelen maar niet andersom.
C
Alleen de koning mocht spullen en producten verkopen.
D
De officiële godsdienst was het katholieke geloof. De protestanten/Hugenoten mochten geen handel drijven.
Slide 23 - Quiz
Symbool van absolute macht ...
A
regenten in de Republiek
B
Karel V
C
Filips II
D
Lodewijk XIV
Slide 24 - Quiz
Wat past NIET goed bij de 16e eeuw ...
A
ontstaan wereldeconomie
B
renaissance
C
reformatie
D
Nederlandse opstand
Slide 25 - Quiz
Nieuwe wetenschappelijke belangstelling ..
A
14e eeuw
B
15e eeuw
C
16e eeuw
D
17e eeuw
Slide 26 - Quiz
Tijdvak 1: tijd van de Jagers en Boeren
Tijdvak 2: tijd van Grieken en Romeinen
Tijdvak 3: tijd van Monniken en Ridders
Tijdvak 4: tijd van Steden en Staten
Tijdvak 5: tijd van Ontdekkers en Hervormers
Tijdvak 6: tijd van Regenten en Vorsten
Slide 27 - Question de remorquage
Wat hoort bij welk tijdvak?
Tijd van regenten en vorsten.
Tijd van ontdekkers en hervormers.
absolute macht
renaissance
Gouden eeuw
De WIC
Beeldenstorm
Tachtigjarige Oorlog
Slide 28 - Question de remorquage
De tijd van monniken en ridders
De tijd van monniken en ridders
De tijd van ontdekkers en hervormers
De tijd van ontdekkers en hervormers
De tijd van jagers en boeren
De tijd van jagers en boeren
De tijd van regenten en vorsten
De tijd van regenten en vorsten
De tijd van Grieken en Romeinen.
De tijd van Grieken en Romeinen.
De tijd van steden en staten.
De tijd van steden en staten.
Slide 29 - Question de remorquage
De Wetenschappelijke Revolutie was
A
Een tijd waarin vrouwen meer wetenschap gingen beoefenen.
B
Een tijd waarin wetenschap binnen 10 jaar heel erg veranderde.
C
Een tijd waarin wetenschap veranderde.
D
Een tijd waarin smartphones belangrijk werden.
Slide 30 - Quiz
Wetenschappelijk revolutie ...
A
vooral teksten uit oudheid bestuderen
B
observeren, experimenteren, redeneren
Slide 31 - Quiz
Hoeveel gewesten had de Republiek?
A
7
B
11
C
13
D
17
Slide 32 - Quiz
Het bestuur van ieder gewest ...
A
Provinciaal Bestuur
B
Gewestelijk Bestuur
C
Gewestelijke Staten
D
Staten Generaal
Slide 33 - Quiz
Zuid-Limburg behoorde ook tot de generaliteitslanden! En dus was Noord-Brabant helemaal niet het mooiste generaliteitsland ...
A
JUIST
B
ONJUIST
Slide 34 - Quiz
Wat is GEEN taak van de Staten-Generaal?
A
Beslissen over oorlogsvoering
B
Beslissen over belastingen in een gewest
C
Buitenlandse politiek
D
Bestuur generaliteitslanden
Slide 35 - Quiz
De Staten-Generaal ...
A
was het bestuur van een gewest
B
was het bestuur van alle 7 gewesten samen
Slide 36 - Quiz
Welke stad was het rijkst in de 17e eeuw?
A
Londen
B
New York
C
Maastricht
D
Amsterdam
Slide 37 - Quiz
De Republiek kende godsdienstvrijheid!
A
JUIST, alle religies hadden dezelfde rechten
B
ONJUIST, het calvinisme was de dominante godsdienst
Slide 38 - Quiz
De stadhouder in de Republiek was altijd een afstammeling van Willem van Oranje?
A
JUIST
B
ONJUIST
Slide 39 - Quiz
Wat zijn de 2 taken van de stadhouder in de Republiek?
A
legeraanvoerder
B
secretaris van de Staten-Generaal
C
toezicht rechtspraak
D
contacten met het buitenland
Slide 40 - Quiz
Wat zijn de 2 taken van de Raadspensionaris?
A
aanvoerder van het leger van de Republiek
B
secretaris van de Staten-Generaal
C
onderhield contacten met het buitenland
D
toezicht op rechtspraak
Slide 41 - Quiz
Hoe werden de Nederlanden bestuurd na 1581
A
De Nederlanden hadden een stadhouder die alle zaken regelde
B
De Nederlanden waren onderdanen van de Spaanse Koning
C
De Nederlanden waren een republiek , dus een land zonder koning
D
De Staten Generaal voerde de bevelen van Willem van Oranje uit
Slide 42 - Quiz
Wat is handelskapitalisme?
A
Een vorm van handel met als doel het maken van winst
B
Een economisch systeem waarbij iedereen hetzelfde verdiende
C
Een systeem waarbij het kapitaal uit handel weer geïnvesteerd werd in handel
D
Een economisch systeem waarin veel gehandeld werd in valuta
Slide 43 - Quiz
Wat is de VOC?
A
Een sportclub
B
Een handelsbedrijf met handel in Afrika
C
Een handelsbedrijf met handel in Azië
D
Een supermarkt
Slide 44 - Quiz
VOC
A
De protestantse reformatie
B
Het begin van de Europese expansie
C
Het begin van een wereldeconomie
D
De opstand in de Nederlanden
Slide 45 - Quiz
De VOC had een monopoliepositie
A
waar
B
niet waar
Slide 46 - Quiz
Wat past NIET bij de WIC?
A
1621
B
Slavenhandel
C
Monopolie
D
Specerijen
Slide 47 - Quiz
WIC
A
Verenigd Oost-Indische Compagnie
B
West-Indische Compagnie
C
West Indiaanse Gemeenschap
D
West Indonesische Compagnie
Slide 48 - Quiz
De WIC handelde in?
A
Slaven, tabak en specerijen
B
Slaven, suikerriet en specerijen
C
Steenkool, tabak en suikerriet
D
Slaven, tabak en suikerriet
Slide 49 - Quiz
Wat was de WIC?
A
Een groot bedrijf dat over een ander bedrijf heerst om eraan te verdienen.
B
Een groot landbouwbedrijf waar een bepaald product verbouwd wordt.
C
Een onderneming die handelt met andere landen in slaven.
D
Een Nederlandse onderneming die handel dreef met Amerika en Afrika.