Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Havo scheikunde
Hoofdstuk 12: Chemie van het leven
Slide 1 - Diapositive
12.1 Koolhydraten
Slide 2 - Diapositive
12.2 Vetten
Slide 3 - Diapositive
12.3 Eiwitten
Slide 4 - Diapositive
Dit polymeer is een eiwit. Eiwitten zijn opgebouwd uit ...
A
vetzuren
B
koolhydraten
C
vetten
D
aminozuren
Slide 5 - Quiz
Aan welke algemene formule voldoen de meeste koolhydraten?
A
CxHy
B
Cx(H2O)y
C
CxHyOz
D
C6H12O6
Slide 6 - Quiz
Waarom is hydrolyse een belangrijke stap in de afbraak van voedingsstoffen? Omdat hydrolyse...
A
de eerste stap van de afbraak van eiwitten is.
B
de eerste stap is van de afbraak van vetten.
C
de eerste stap is in de afbraak van vetten, eiwitten en koolhydraten.
D
de eerste stap is in de afbraak van suikers
Slide 7 - Quiz
Waar begint de vertering van koolhydraten en op welke manier?
A
Mond, door slijmvorming
B
Maag, door enzymen in het maagsap
C
Mond, door enzym amylase
D
slokdarm, door de peristaltiek
Slide 8 - Quiz
Welke van de onderstaande stoffen behoren tot de koolhydraten?
A
sacharose
B
cellulose
C
glycogeen
D
amylose
Slide 9 - Quiz
Wat is kenmerkend voor vetten?
A
carbonzuurgroepen
B
esterbinding
C
hydroxylgroepen
D
vetzuurrestion
Slide 10 - Quiz
Melk is een vloeistof (een emulsie) die wordt geproduceerd door vrouwelijke zoogdieren die net een nakomeling hebben gebaard en als voedsel dient voor die nakomeling. Melk bestaat uit water, vetten, eiwitten, lactose en zouten. Bron: Wikipedia Wat is juist?
A
Melk is een emulsie omdat er een emulator in zit.
B
Melk is een emulsie omdat het bestaat uit water en vet.
C
Melk is een emulsie omdat het een witte kleur heeft
D
Melk is een emulsie omdat het vet in de melk een emulgator is.
Slide 11 - Quiz
Waar codeert het DNA voor?
A
Genen
B
Eigenschappen
C
Eiwitten
D
Chromosomen
Slide 12 - Quiz
Eiwitten bestaan uit ketens aminozuren. Welke groep(en) stof(fen) zitten altijd in aminozuren?
A
Alleen NH2——
B
NH2—— en COOH——
C
Alleen COOH——
D
Geen van NH2 of COOH
Slide 13 - Quiz
Waarom hebben we eiwitten nodig?
A
Je kan ze gebruiken als brandstof.
B
Ze zorgen er voor dat je jouw voedsel beter verteerd.
C
Ze zijn nodig als bouwmateriaal voor je cellen.
D
Ze zijn nodig om allerlei chemische processen in je lichaam goed te laten verlopen
Slide 14 - Quiz
hoeveel vetzuren zijn onverzadigd in deze tri-ester?
A
1
B
2
C
3
D
0
Slide 15 - Quiz
Hoeveel dubbele bindingen zijn aanwezig in deze tri-ester?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 16 - Quiz
Welke vetzuren zijn onverzadigd?
A
C17H35COOH
B
C17H33COOH
C
C15H31COOH
D
C19H35COOH
Slide 17 - Quiz
Welke van de volgende vetzuren is géén essentiëel vetzuur? Let op: meerdere antwoorden mogelijk!
A
Oliezuur
B
Palmitinezuur
C
Linolzuur
D
Arachidonzuur
Slide 18 - Quiz
Uit welke 2 stoffen is deze triglyceride gemaakt?
A
glycerol en
palmitinezuur
B
glycerol en
stearinezuur
C
glycerol en
oliezuur
D
glycerol en
linolzuur
Slide 19 - Quiz
Waar zijn enzymen van gemaakt?
A
vetten
B
zetmeel
C
koolhydraten
D
eiwitten
Slide 20 - Quiz
Een eiwit is...
A
een thermoplast
B
een natuurlijke polymeer
C
een bouwsteen van DNA
D
een natuurlijke monomeer
Slide 21 - Quiz
Een aminozuur is ...
A
een atoom
B
een molecuul
C
de bouwsteen van een eiwit
D
een monomeer
Slide 22 - Quiz
Een juiste weergave voor de algemene structuur van een aminozuur is (meerdere opties mogelijk):
A
B
C
D
Slide 23 - Quiz
de reactie waardoor aminozuren een polypeptide kunnen vormen is een...
A
additie
B
condensatie
C
hydrolyse
D
substitutie
Slide 24 - Quiz
'koppeling aminozuren' is nummer....
en
'verestering' is nummer...
A
1 en 3
B
3 en 4
C
3 en 5
D
3 en 6
Slide 25 - Quiz
Eiwitten
wat hoort bij wat?
primaire structuur
vouwing van het eiwit
bouwstenen
immuunsysteem
waterstofbruggen en zwavelbruggen
aminozuurvolgorde
een specifieke functie
haren, nagels, spieren
Slide 26 - Question de remorquage
Bij reacties zoals hydrolyse zijn enzymen betrokken. Wat weet je van enzymen?
A
enzymen maken we niet zelf en moet je opeten
B
enzymen hebben een optimale pH waarbij ze werken
C
enzymen kunnen alles omzetten
D
enzymen kunnen alleen hydrolyse uitvoeren
Slide 27 - Quiz
Hoe wordt de binding tussen aminozuren die een eiwit vormen genoemd?
A
peptidebinding
B
esterbinding
C
aminozuurbinding
D
condensatiebinding
Slide 28 - Quiz
Een bepaald polypeptide bestaat uit 20.000 aminozuren. Wat is nodig om het polypeptide volledig te hydrolyseren?