Les 32 - Samenvatten YESweek 2: hoofdstuk 1 tm 3 Grammatica

Welkom

Voordat de timer afgaat...

- Schrift op tafel
- Jas uit
- Tas van tafel
- Telefoon in tas
timer
2:00
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom

Voordat de timer afgaat...

- Schrift op tafel
- Jas uit
- Tas van tafel
- Telefoon in tas
timer
2:00

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Lesplanning
- Lesdoel
- Herhalen hoofdstuk 1 en 2 grammatica
- Bijbehorende opdrachten zelfstandig maken
- Afsluiting

Slide 3 - Diapositive

Aan het einde van de les...
... heb ik grammatica hoofdstuk 1 en 2 herhaald

Slide 4 - Diapositive

 YES-week 2
Grammatica 1-6
Spelling 1-6
H1: Zinsontleding en woordsoorten
H1: Werkwoorden en twee pv en ow in zin
H2: 
- Verschil bijvoeglijk vnw en bezittelijk voornaamwoord 
- Wederkerend en wederkerig voornaamwoord
- Bedrijvende en lijdende vorm 
H2: Voltooid deelwoord en bijvoeglijk naamwoord
- Engelse werkwoorden
H3: 
- Enkelvoudige en samengestelde zinnen 
- Voegwoord
H3: Herhaling werkwoordsvormen
Meervoud van zelfstandig naamwoord en lastige letters
H4: 
- Hoofd- en bijzinnen
- Nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden
H4: Samenstellingen en tussen -n 
H5:
- Herhaling 
- vragend voornaamwoord
H5: Citaten en komma's
H6: Herhaling
H6: Herhaling 

Slide 5 - Diapositive

H1: zinsontleding en woordsoorten
Een zin kun je op twee manier ontleden 

1. Op zinsniveau (zinsdelen benoemen)
2. Op woordniveau (woordsoorten benoemen)

Slide 6 - Diapositive

Zinsdeel
Hoe vind je het?
Voorbeeld
Persoonsvorm
(pv)
Zin van tijd veranderen
GEEN vraagzin maken!
Ik heb me omgekleed
Ik had me omgekleed
Werkwoordelijk gezegde
(wg)
Alle werkwoorden in een zin (pv zit er ook altijd in)
Ik heb me omgekleed
Onderwerp
(ond)
Wie/wat + wg
Ik heb me omgekleed
Wie heb omgekleed? = ik
Lijdend voorwerp
(lv)
Wie/wat + wg + onderwerp
Ik geef aan haar een tas
Wie/wat geef ik? = een tas
Meewerkend voorwerp
(mv)
Aan/voor wie + wg + ond + lv
Ik geef een haar een tas
Aan wie geef ik een tas = haar
Bijwoordelijke bepaling
(bwb)
Geeft een tijd, plek, manier, hoe etc. aan
Elke donderdag ga ik naar drukke de stad
Bijvoeglijke bepaling
(bvb)
Geeft extra info over een zinsdeel
Elke onderdag ga ik naar de drukke stad

Slide 7 - Diapositive

Verschil bvb en bwb
Verschil (1): Bijwoordelijke bepaling is een apart zinsdeel 

Verschil (2): Bijwoordelijke bepaling kun je verplaatsen in een zin, een bijvoeglijke bepaling niet zomaar

Hoe vind je het? -> zin in zinsdelen ontleden 

Slide 8 - Diapositive

Voorbeeld
(1) Mijn vriendin is dol op deze chocola uit Duitsland
(2) Nederland importeert veel producten uit Duitsland

Zinnen ontleden:
(1) pv = is / wg = is  / ow = mijn vriendin / lv = dol op deze chocola uit Duitsland (= bvb)
(2) pv = importeert / wg = importeert / ow = Nederland / lv = veel producten / bwb = uit Duitsland

Slide 9 - Diapositive

Woordsoort
Wat is het?
Voorbeeld
Zelfstandig naamwoord
(zn)
Mensen, dieren, dingen
Lidwoord ervoor plaatsen
Het lieve meisje koopt de tas
Lidwoord
(lw)
De, het, een
Het lieve meisje koopt de tas
Bijvoeglijk naamwoord
(bnw)
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord
Het lieve meisje koopt de tas
Voorzetsel
(vz)
'Kast': In, op, over, naast, onder, boven, tussen, met
Zij loopt in de winkel
Persoonlijk voornaamwoord 
(pers. vnw)
Verwijst naar een persoon
Ik, jij, hij, zij, het, hem, haar, wij, jullie, hen, ze, je
Zij loopt in de winkel
Bezittelijk voornaamwoord
(bez. vnw)
Achter vaak een zn
Mijn, jouw, haar, zijn, jullie, ons
Mijn tas ligt daar
Werkwoord
(ww)
Geeft aan wat iemand doet
Werkwoorden kun je vervoegen
Hij loopt naar buiten

Slide 10 - Diapositive

Twee nieuwe woordsoorten
(1) Wederkerend voornaamwoord
- het voornaamwoord dat terugwijst naar het onderwerp in een zin
- me, je, u, ons en zich
- Ik herinner me/ we herinneren ons / u herinnert zich

(2) Wederkerig voornaamwoord 
- geeft een relatie of handeling tussen twee personen aan 
- elkaar/elkander/mekaar

Slide 11 - Diapositive

Voorbeeld
Hij herinnert zich dat we elkaar moeten overhoren

Slide 12 - Diapositive

Voorbeeld
Hij herinnert zich dat we elkaar moeten overhoren
hij = pers. vnw
herinnert = ww
zich = wederkerend vnw
we = pers. vnw
elkaar = wederkerig vnw
moeten = ww
overhoren = ww

Slide 13 - Diapositive

Bedrijvende en lijdend vorm
- In een bedrijvende vorm (zin) doet het onderwerp iets

- In een lijdende vorm ondergaat het onderwerp iets (het onderwerp zelf doet niets). Ook staat er een vorm van het werkwoord worden/zijn en een voltooid deelwoord. 

Slide 14 - Diapositive

Voorbeeldopdracht
Bedrijvende of lijdende vorm?

1. De voetballer schopt de bal tegen de paal aan 

2. De bal wordt tegen de paal aangeschopt 

Slide 15 - Diapositive

Zelfstandig werken / verlengde instructie
Wat
Hoofdstuk 1 en 2: Grammatica
Opdrachten woordsoorten/zinsdelen of bedrijvende/lijdende vorm

Hoe
Boek en schrift
Hulp
Zelfstandig of uitleg (bij mij)
Tijd
25 minuten
Klaar?
Goed! Iets voor je zelf doen
timer
20:00

Slide 16 - Diapositive