H2 U5 SB 4.1 - Meervoud

Meervoud
All Right Unit 5 Study Box 4.1
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Meervoud
All Right Unit 5 Study Box 4.1

Slide 1 - Diapositive

Leerdoel
Ik kan zelfstandige naamwoorden in het de juiste meervoudsvorm zetten.

Slide 2 - Diapositive

Geef de juiste meervoudsvorm:
girl

Slide 3 - Question ouverte

Geef de juiste meervoudsvorm:
table

Slide 4 - Question ouverte

Geef de juiste meervoudsvorm:
day

Slide 5 - Question ouverte

Geef de juiste meervoudsvorm:
life

Slide 6 - Question ouverte

Geef de juiste meervoudsvorm:
hobby

Slide 7 - Question ouverte

Geef de juiste meervoudsvorm:
child

Slide 8 - Question ouverte

Geef de juiste meervoudsvorm:
ape

Slide 9 - Question ouverte

Geef de juiste meervoudsvorm:
mouse

Slide 10 - Question ouverte

Geef de juiste meervoudsvorm:
hero

Slide 11 - Question ouverte

Geef de juiste meervoudsvorm:
leaf

Slide 12 - Question ouverte

Ik snap hoe ik zelfstandige naamwoorden in het meervoud moet zetten.
Ja
Nog niet (helemaal)

Slide 13 - Sondage

Snap je het?
Dan mag je door met het werk in de werkwijzer.

Zo niet: kijk even mee met de uitleg.

Slide 14 - Diapositive

Algemeen
Bij de meeste woorden plakken we gewoon een -s achter het woord:
  • boy > boys
  • girl > girls
  • teacher > teachers
  • chair > chairs
  • tree > trees

Slide 15 - Diapositive

Regel 1
Eindigt het woord op een sis-klank, dan zetten we -es achter het woord.
  • box > boxes
  • glass > glasses
  • brush > brushes
  • sandwich > sandwiches

Slide 16 - Diapositive

Regel 2
Bij de volgende woorden die eindige op een o  zetten we -es achter het woord.
  • echo > echoes
  • hero > heroes
  • mosquito > mosquitoes
  • potato > potatoes
  • tomato > tomatoes
  • volcano > volcanoes

Slide 17 - Diapositive

Regel 2
Bij de andere woorden die eindige op een o  zetten we 
gewoon -s achter het woord.
  • studio > studios
  • zoo > zoos
  • zero > zeros
  • avocado > avocados

Slide 18 - Diapositive

Regel 3
Woorden die eindigen op -f of -fe, veranderen vaak:
  • leaf > leaves
  • thief > thieves
  • knife > knives
  • life > lives
  • calf > calves

Slide 19 - Diapositive

Regel 3
Dit geldt niet bij woorden die eindigen op twee ff-en en woorden die eindigen op -oof:
  • cliff > cliffs
  • sherriff > sherriffs
  • roof > roofs
  • hoof > hoofs

Slide 20 - Diapositive

Regel 4
Woorden die eindigen op een y met een medeklinker ervoor veranderen:
  • baby > babies
  • hobby > hobbies
  • duty > duties
  • berry > berries

Slide 21 - Diapositive

Uitzonderingen:
  • (wo)man > (wo)men
  • child > children
  • foot > feet
  • tooth > teeth
  • louse > lice
  • mouse > mice
  • deer > deer
  • sheep > sheep

Slide 22 - Diapositive

Geef de juiste meervoudsvorm:
activity

Slide 23 - Question ouverte

Geef de juiste meervoudsvorm:
day

Slide 24 - Question ouverte

Geef de juiste meervoudsvorm:
stomach

Slide 25 - Question ouverte

Geef de juiste meervoudsvorm:
zero

Slide 26 - Question ouverte

Geef de juiste meervoudsvorm:
wife

Slide 27 - Question ouverte

Geef de juiste meervoudsvorm:
gorilla

Slide 28 - Question ouverte

Geef de juiste meervoudsvorm:
city

Slide 29 - Question ouverte

Geef de juiste meervoudsvorm:
fly

Slide 30 - Question ouverte

Geef de juiste meervoudsvorm:
woman

Slide 31 - Question ouverte

Geef de juiste meervoudsvorm:
student

Slide 32 - Question ouverte

Ik snap hoe ik zelfstandige naamwoorden in het meervoud moet zetten.
Ja
Nog niet (helemaal)

Slide 33 - Sondage